woordenlijst

A
Ambachtschool

school voor ambacht en nijverheid, te vergelijken met de beroepsgerichte leerweg die tegenwoordig in het VMBO is ondergebracht.

Arisch

De term die nazi’s gebruikten om het in hun ogen superieure Germaanse ras aan te duiden.

Assimilanten

In het Nederlandse jodendom kon je toentertijd twee bewegingen onderscheiden – de ene richting was de ‘assimilatie’  dwz de aanpassingen aan de Nederlandse maatschappij, en de andere richting was juist ‘zionistisch’ dwz het streven naar een eigen joodse staat.

Asterdorp

Oorspronkelijk een nooddorp van 132 woningen voor ‘asocialen’ in Amsterdam Noord.

Auschwitz

Het grootste van alle Duitse concentratiekampen, gesitueerd in het destijds geannexeerde Polen. Ongeveer 1.3 miljoen mensen werden naar Auschwitz gedeporteerd.

a
avondklok (spertijd)

Gedurende de bezetting stelde de bezetter een avondklok in, iedereen die buiten niets te zoeken had, moest ‘savonds en ‘snachts binnen blijven met bovendien de gordijnen goed gesloten. Dat gold in de zomermaanden  van acht tot vier en in de wintertijd al vanaf zes uur. Ook de straatlantaarns waren in die uren uit.  Het werd ook spertijd genoemd : je had een vergunning nodig (sper) als je vanwege je werk wel van huis moest (zoals huisartsen).

b
bezetter

In mijn teksten gebruik ik het begrip ‘de bezetter‘ voor de hele verzameling Duitse instituties die namens de Reichskommissar Seyss-Inquart in Nederland de macht uitoefenden (nee niet besturen, dat deed de Nederlandse Overheid.)

B
Bijzonder onderwijs

Scholen met een specifieke religieuze, levensbeschouwelijke of pedagogische grondslag.

BLO

Naast  het gewone lager onderwijs (GLO) bestond (bestaat) het Buitengewoon Lager Onderwijs (BLO) voor kinderen met lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperkingen, tegenwoordig gebruiken we het verzamelbegrip Speciaal Onderwijs.

Bovenmeester

Hoofd der School, tegenwoordig : directeur.

b
buitenklassen

In die tijd bestond een school doorgaans uit zes leerjaren (soms zeven); de schoolgebouwen waren dan ook niet groter dan zes a zeven klaslokalen. Soms werd een school toch te groot en moest er in een ander schoolgebouw onderdak geboden worden voor de ‘buitenklassen’.

B
Burgemeester

Elke gemeente in Nederland wordt bestuurd door een Gemeenteraad en een college van Burgemeester en Wethouders. De bezetter schafte dit democratisch geheel in maart 1941 af en verleende de burgemeester vanaf dat moment het alleenrecht zijn gemeente te besturen; hij liet zich bijstaan voor wethouders, die niets meer waren dan uitvoerende ambtenaren, zonder invloed op het beleid van de bezetter en de burgemeester.

C
Chanoeka

Het Joodse feest van het licht, min of meer vergelijkbaar met het Kerstfeest dat rond dezelfde tijd wordt gevierd.

Circulaire

Een brief of mededeling die je aan meerdere mensen uitstuurt.

ComFinA

De Commissie Financiële Aangelegenheden was een onderdeel van de Joodsche Raad en zorgde voor alle inkomsten en uitgaven van de Raad, die (uiteraard) geen geld kreeg van de overheid cq de bezetter.

c
concentratie

In het voorjaar van 1942 startte de bezetter met het concentreren  van alle joden uit de Mediene, in Amsterdam ; het gevolg was o.a. dat de huizen van de reeds afgevoerde joodse Amsterdammers weer bewoond raakten, nu door andere joodse Nederlanders en zo kregen de joodse scholen een geheel nieuwe instroom te verwerken.
Zo lang als het duurde.

C
Concentratiekampen

Gesloten kampen waar voor het regime ongewenste mensen worden ondergebracht, vaak onder militair toezicht.

Confessioneel

Gebaseerd op godsdienstige uitgangspunten.

D
Davidster

Vanaf 2 mei 1942 moesten alle joden een opvallende gele ‘jodenster’ dragen op hun kleding.

Dawwenen 

Bidden.

Debielen

Destijds de benaming voor een bepaalde mate van zwakbegaafdheid.

Departement van Opvoeding

Sinds de Nederlandse ministers naar Londen waren uitgeweken, werden de ministeries departementen genoemd, elk geleid door een Secretaris-generaal. Het departement voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschap kreeg al snel de naam Departement van Opvoeding en Kultuurbescherming, met de Duitsgezinde professor Jan van Dam als Secretaris-generaal.

Deportatie

Deportatie was het sluitstuk in het proces van ontjoodsing van de Nederlandse samenleving – het begon met isolatie – dan volgde concentratie en tenslotte dan deportatie van Joodse Nederlanders uit de samenleving naar een onbekende bestemming in het Oosten van het grote Duitsche Rijk.

Doorgangskamp

Een concentratiekamp waar de Duitsers gevangenen onderbrachten om ze vanuit daar te deporteren naar een van van de concentratiekampen in Duitsland en Polen.

E
Epidiascoop

Een voorloper van de beamer. Je legde er een afbeelding op en die werd dan vergroot zichtbaar op de muur.

e
exceptie

Naast het begrip ‘uitzonderingsregel’ werd vooral in ambtelijke kringen ‘excepties’ gebruikt. Secretaris-generaal van Dam die het onderwijsdepartement bestierde, verleende niet zo makkelijk zo’n exceptie voor bepaalde (groepen-) schoolkinderen.

E
Expositur

Het bureau van de Joodsche Raad dat diende als verbindingskantoor tussen de Raad en de Zentralstelle für jüdische Auswanderung en was belast met allerlei zaken die te maken hadden met de deportaties, ook de vrijstellingen (sperre) en emigratieverzoeken. Medewerkers van de ‘Expo’ hadden toegang tot de Hollandsche Schouwburg. De organisatie stond onder leiding van de Oostenrijks-joodse Edwin Sluzker [1907-1965]

F
Fröbel

De Fröbelschool is de oudste vorm van onderwijs aan kleuters, die meer was dan de ‘bewaarschool’. De methode is genoemd naar pedagoog Friedrich Fröbel [1782-1852]. De term wordt ook gebruikt voor vrijblijvend creatief bezig zijn; we noemen dat ook wel knutselen.

g
gedood

Ik gebruik in mijn teksten en op de herinneringstegels uitdrukkelijk, het woord/begrip ‘gedood‘ en niet wat algemeen in zwang is met betrekking tot de holocaust ‘vermoord‘.

Ik heb hierover advies ingewonnen bij de Taalunie
(De Taalunie ontwikkelt en stimuleert beleid voor het Nederlands in Nederland, Vlaanderen en Suriname.)
Het advies luidt : ‘Vermoorden’ is iets ‘persoonlijks’, een daad van een individu of een groep individuen tegenover een ander individu of een andere groep individuen om een zekere ‘persoonlijke’ reden.
‘Doden’ is ‘onpersoonlijker’ en wordt vaak gebruikt als meerdere mensen om het leven zijn gebracht (bijvoorbeeld ook bij een bomaanslag), terwijl het niet om hen als individuen ging.
Vandaar dus dat ik gedood verkies boven vermoord.

[aartjanszen]

gehuwd

Bij de overheid gold de (wettelijke) regel dat de vrouw zodra zij huwde ontslag moest nemen uit haar betrekking; met andere woorden gehuwde vrouwen mochten niet in overheidsdienst werken, uitgezonderd zij die kostwinnaar waren, of weduwe. Het ontslag was uiteraard zonder wachtgeld uitkering.
De regel werd pas in 1948 buiten werking gesteld.

G
Getto

Een wijk die voor het grootste deel wordt bewoond door één religieuze, raciale of etnische, groep, vaak met een laag inkomen. Vaak zijn de inwoners door omstandigheden gedwongen om er te wonen.

g
goj

In het Jiddisch en in het Hebreeuws wordt goj gebruikt om een niet-joods persoon aan te duiden. Dat is overigens niet negatief bedoeld;  een aardige buurman die op sjabbat het licht komt aandoen (orthodoxe joden mogen dit namelijk niet zelf doen) werd doorgaans een sjabbesgoj genoemd.

H
HBS

Hogere Burgerschool, schooltype vergelijkbaar met het huidige HAVO en athenaeum.

Hollandse Schouwburg

Hier werden vanaf 1942 duizenden joden samengebracht om daarna gedeporteerd te worden naar concentratiekampen.

Holocaust

Afgeleid van het Oudgriekse ‘holokauston’ dat ‘geheel verbrand’ betekent. De term wordt gebruikt om specifiek de moord op de zes miljoen joden te benoemen (andere nazislachtoffers waren zigeuners (Roma en Sinti), homo’s, gehandicapten, communisten, politieke tegenstanders, Jehova getuigen, zwakbegaafden, Slavische bevolkingsgroepen, Russische en Franse krijgsgevangenen).

I
Idioten

Destijds de benaming voor een bepaalde mate van zwakbegaafdheid.

Imbecielen

Destijds de benaming voor een bepaalde mate van zwakbegaafdheid.

J
JCB 

Joodse Centrale voor Beroepsonderwijs.

Jodenbuurt

De Jodenbuurt was groter dan de oude Jodenhoek en strekte zich uit vanaf de Nieuwmarkt tot aan de Singelgracht, met de Joodenbreestraat, de Weesperstraat, de Plantage Middenlaan en de Sarphatistraat als belangrijkste straten. Er woonden daar destijds zo’n 38.000 Amsterdammers, waarvan ruim 20.000 joods was.

Jodenhoek

Ook wel ‘Judenviertel’. De wijk tussen Nieuwmarkt en Nieuwe Heerengracht, rond de Joodenbreestraat, waar toentertijd zo’n 15.000 Amsterdammers woonden, de helft van hen was joods.

j
joods onderwijsbureau

Na de zomer van 1942 moest de gemeente Amsterdam de nieuwe joodse scholen overdragen aan de Joodsche Raad, die al het maatschappelijke verkeer van joden regelde en beheerste. De Raad installeerde voor het beheer van de scholen een Schoolbestuur met een afzonderlijke dienst : het Joods Onderwijsbureau, gevestigd in de Tulpstraat

J
Joodsch Weekblad

Elke  vrijdagavond vanaf 11 april 1941 tot en met 24 september 1943 verscheen Het Joodsche Weekblad,  de enige krant die door de bezetter werd toegestaan voor de joodse bevolking van Amsterdam. (e.o.) Het was een uitgave van de Joodsche Raad en bevatte vooral de de officiële mededelingen van de bezetter voor de joodse bevolking, zoals de anti-Joodse maatregelen.

Joodsche Invalide

Aan de Nieuwe Achtergracht stichtte de joodse gemeenschap in de jaren dertig een eigen verzorgingshuis voor joodse bejaarden en gehandicapten. In de bezettingsjaren diende het ook als joods ziekenhuis, vanaf het moment dat joden niet meer welkom waren in de andere ziekenhuizen in de stad. ‘De Invaliden’ was ook vaak het eerste station bij het plotseling moeten onderduiken.

Joodsche Raad

Een in 1941 door de bezetter geïnstalleerd advies- en uitvoeringsorgaan voor alle joodse aangelegenheden. Tegelijkertijd werden alle bestaande joodse verenigingen en stichtingen verboden.

Joodse Coördinatie Commissie

De Coördinatie Commissie voor Joodsche Belangen (CCJB) werd eind jaren ’30 opgericht als overkoepelend orgaan van de verschillende joodse kerkgenootschappen, om gezamenlijk de problemen waar de joodse gemeenschap mee te maken had of kreeg, aan te pakken.  Voorzitter was mr. Lodewijk Visser [1871-1942]. De CCJB werd in het najaar van 1941 ontbonden nadat de bezetter de Joodsche Raad in februari 1941 had geïnstalleerd.

Joodse Gemeente

In Nederland had je (heb je) twee joods-religieuze kerkgemeenschappen : het Nederlands-Israëlische Kerkgenootschap
en het Portugees-Israëlische Kerkgenootschap (de N.I.K. is dominant – terwijl de Synagoge aan het mr. Visserplein hoort bij de Portugees-Israëlische gemeenschap)

 

Judenviertel

Ook wel ‘Jodenhoek’. De wijk tussen de Nieuwmarkt en de Nieuwe Herengracht, rond de Joodenbreestraat. Er woonden daar destijds meer dan 15.000 Amsterdammers, waarvan ruim de helft joods was.

j
jus promovendi

het ministeriële besluit waarmee gymnasiale eindexamens erkend waren voor toelating tot wetenschappelijke studies; die status verkregen alle acht nieuwe gevormde joodse lycea per 11 maart 1942

K
Kennis en Godsvrucht

De schoolvereniging die in Amsterdam, twee kleuterscholen, twee lagere scholen en een Mulo beheerde, gebaseerd op een evenwicht tussen ‘kennis‘  (zoals rekenen, taal  en andere ‘maatschappelijke vakken’) en ‘godsvrucht; de leervakken over de joodse godsdienst en identiteit).

Kunstnijverheidsschool

Het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (IvKNO) was een Middelbare BeroepsOpleiding (MBO) in de toegepaste kunsten, zoals sieraden, keramiek, meubels, grafiek en drukwerk, etc. De school was gevestigd aan de Gabriel Metsustraat bij het Museumplein. Sinds het kunstonderwijs een Hogere BeroepsOpleiding (HBO) is, is de school omgevormd naar Gerrit Rietveld Academie. Voor de joodse leerlingen toentertijd kwam er in najaar 1941 een eigen Joodsche Kunstnijverheidsschool.

Kweekschool

De  opleiding voor onderwijzers en onderwijzeressen voor het lager onderwijs, tegenwoordig is deze opleiding opgenomen in de Pabo [Pedagogische Academie].

l
leerlingenschaal

In de onderwijswetgeving was er een norm hoeveel leerlingen er per leerkracht maximaal mochten zijn. Dat heette de leerlingenschaal; in 1940 was het zo dat er gemiddeld 47 leerlingen per onderwijzer waren.
De bezetter verlaagde dat  (25 maart 1941) naar 42 – wat betekende dat er bij 121 tot 165 leerlingen niet meer dan 4 leerkrachten aangesteld mochten zijn.

leerplicht-leeftijd

In die tijd was er sprake van een leerplicht die aanving op de dag dat je zeven jaar was geworden en eindigde zodra je zeven klassen van de lagere school had doorlopen, maar niet voor de leeftijd van 13 en niet later dan het 14elevensjaar; het eindigde altijd aan het eind van het schooljaar, dus niet op je verjaardag. – dat is de wet van 1920.
Er werd echter door de jaren heen, nogal aan de formuleringen geschaafd, zodat het uiteindelijk werd indien het kind, de klasse heeft doorlopen, waarin het bij het bereiken van den dertienjarige leeftijd was geplaatst.’

Gedurende de bezettingsperiode werd echter door het Departement voor Opvoeding, de leerplicht toch met één jaar verlengd, met de bedoeling dat het kind tenminste twee jaar vervolgonderwijs zou kunnen genieten.

L
Liro Bank

Bank Lippman, Rosenthal en Co [Liro] aan de Sarphatistraat was de bank waar joden hun geld moesten stallen – naast hun vermogen en spaargelden, betrof het ook alles meer dan 250 gulden van het maandelijkse inkomen.  Joden mochten alleen via de Liro-bank bankieren. Van de gelden op de Liro-bank werden alle door de bezetter afgedwongen joodse maatregelen betaald.

l
loyaliteitsverklaring

M
Mediene

De joodse gemeenschappen in de steden en dorpen buiten Amsterdam, vormden tezamen de Mediene, met ruim 60-duizend zielen.

m
meester Druijf

Meester Jakob Druijf, [1906] die in West woonde en zonder werk zat toen de Joodsche school 1 aan de Oude Schans was opgeheven, nam het handjevol kinderen dat er nog was van de Joodsche school in West, onder zijn hoede, bij hem thuis in de Jan van Galenstraat. Het thuisklasje telde tien leerlingen, inclusief zijn eigen twee kinderen.

M
Meidagen 1940

Op 10 mei viel het Duitse leger Nederland binnen. Op 14 mei was het bombardement op Rotterdam. Op 15 mei capituleerde Nederland en was vanaf dat moment bezet.

Meidagen 1945

Op zaterdag 5 mei was Nederland bevrijd. Op zondag 6 werd het Canadese bevrijdingsleger feestelijk onthaald in Amsterdam. Op maandag 7 mei ging iedereen weer gewoon aan het werk.

Modern Onderwijs

Na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelden zich onderwijsvormen die afweken van het klassikale onderwijs, waar alle leerlingen in een klas op het zelfde moment hetzelfde leerden. De destijds ‘moderne’ onderwijsvarianten zoals Dalton en Montessori, bieden de leerlingen ruimte om zich op hun eigen tempo en niveau te ontwikkelen.

Moffen

Scheldwoord voor Duitsers, tijdens en na de bezetting.

Montessorionderwijs

Sinds de jaren ’20 waren er in Amsterdam Montessorischolen – een moderne vorm van onderwijs – niet klassikaal maar individueel; waar de kinderen zelf leren begeleid door klasse-leidsters en -leiders. Het credo is daarbij ‘help mij het zelf te doen’

MULO

Een logische consequentie van de Onderwijswet van 1920 was het ontstaan van een volwaardige onderwijsvorm na de lagere school, maar niet zo hoog gegrepen als de HBS of het Gymnasium, dat werd dus het Meer Uitgebreid Lager Onderwijs, de MULO dus.
Die duurde eerst drie jaar, werd later vier jaar en vulde zo ruimschoots de behoefte aan doorleren, vooral in kantoor- en handels-vakken, dus naast de talen, wiskunde en rekenen, ook handelsrekenen, handelskennis, machineschrijven, en zelfs ook stenografie. Tegenwoordig kennen we deze opleiding als VMBO-t.

N
Nijverheidsonderwijs

Sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw een schooltype dat gericht was op ambacht, huishouden, scheepvaart, landbouw en handwerken. Tegenwoordig is dat onderwijs onderdeel van het VMBO. De meeste Nijverheidsscholen waren gesticht door een vereniging en (dus) grotendeels afhankelijk van Rijkssubsidie.

n
nomatieve opgave

‘nomanitieve opgave’ is ouderwets voor een lijstje met namen 

O
Onderduiken

Als je contacten of relaties had buiten de eigen joodse kringen, was het soms mogelijk ergens onderdak te vinden, buiten het zicht van de bezetter en diens beruchte zwarte politie. Dat noemen we nog steeds ‘onderduiken‘. Maar lang niet altijd was dat maandenlang verborgen blijven in kamertje, kelder of zolder in de stad; vaker zat de onderduiker met andere mensen ergens in de provincie, soms gewoon op een boerderij of bij een gezin thuis. Vooral kinderen werden zo ondergebracht en als je er niet al te joods uitzag, ging je gewoon naar school, weliswaar meestal een christelijke, dat weer wel.
(lees bij voorkeur een verhaal van Marga Minco, die heeft het zelf meegemaakt).

 

Ontjoodsing

Het door de bezetter doorgevoerde beleid om de Nederlands samenleving te ontdoen van Joden en van alles wat joods was.

Oosten, het

Toentertijd waren Polen en Oostenrijk door Duitsland ingelijfd en vormden de drie landen samen ‘het Grote Duitse Rijk‘ dat dus ten oosten van Nederland lag en waar verspreid een aantal concentratiekampen waren.

Opduiken

Het na de oorlog terugkeren van mensen die tijdens de bezetting waren ondergedoken.

o
openbaar en bijzonder onderwijs

Net zoals nu was er toen ‘openbaar’ onderwijs en ‘bijzonder’ onderwijs; die scholen waren verbonden aan een geloofsrichting, bijvoorbeeld hervormd, gereformeerd, protestant, katholiek, joods of hadden een ‘neutraal’ bestuur. Terwijl de openbare scholen onder het gemeentebestuur vielen en (dus) vrij waren van geloofs- of politieke overtuigingen.

O
Opvoedingsgilde

De NSB (Nationaal-Socialistische Beweging) had als afzonderlijke vereniging voor het onderwijsveld het Opvoedingsgilde opgericht; een kleine fanatieke club van voornamelijk onderwijzers die het Nederlandse onderwijs anders wilden inrichten. Het gaf het maandblad Opvoeding in Volkschen Geest uit. Maar het stelde alles bij elkaar niet veel voor.

Orthodox Joods

Een minderheid in de joodse gemeenschap die de joodse wetten strikt naleeft.

o
orthodoxie

De joodse gemeenschap viel toentertijd uiteen in verschillende richtingen : de orthodoxe – gericht op het behoud van het joods religieus-culturele leven; de nationalistische, cq zionistische – gericht op de stichting van (en emigratie naar) een eigen joodse staat
Daar tussen in bevonden zich de liberalen, die in feite de Nederlandse cultuur als de zijne accepteerden en daar deel van uit maakten (deze groep was de grootste en speelde een belangrijke rol in de sociaaldemocratische beweging in Nederland)

O
Oude Jodenbuurt

Joodse buurt in Amsterdam rondom Waterlooplein en Nieuwmarkt met als hoofdstraat de Joodenbreestraat.

Oude Testament

Eerste deel van de Bijbel, het geloofsboek van Christenen. Joden noemen het Oude Testament de Tenach.

P
Palestina

Palestina ontstond ín 1922 als ‘mandaatgebied’ gelegen tussen de Middellandse Zee en Syrie en Libanon. Direct na de WO II werd uit een deel van dat gebied Jordanie gesticht en werd in het oosten ‘Het Joods Nationaal Tehuis’ gevestigd; niet met instemming van alle partijen. Niet veel later werd het gebied opgedeeld in het huidige Israel aan de oostzijde van de rivier Jordaan en Palestina.

Parnassien

de Parnas is een bestuurder van een joods religieuze gemeente – Parnassien is de meervoudsvorm

Particulier onderwijs

Vorm van onderwijs dat gefinancierd wordt met private middelen en niet door de overheid.

Plan Zuid

Bezuiden het Noorder Amstelkanaal ligt de wijk ‘Zuid’ voornamelijk gebouwd in de dertiger jaren van de 20ste eeuw;  het wordt nog steeds aangeduid met ‘Plan Zuid’ vanwege het gelijknamige stedenbouwkundig plan van architect Berlage (de Beurs) – oorspronkelijk woonden er de iets welstandiger Amsterdammers

Protestants

Volgens protestanten staat elk mens direct in contact met God en hoeft daar geen kerk tussen te zitten.

r
rabbinaat

een rabbijn is de geestelijk leider van een joodse geloofsgemeenschap – rabbinaat betekent dan de groep van rabbijnen

R
Razzia

 

Een onaangekondigde klopjacht waar in korte tijd grote groepen mensen worden opgepakt.
Tijdens de bezetting werd jacht gemaakt op Joden, zij gingen ‘op transport’ naar de concentratiekampen in het Oosten van het ‘grote Duitse Rijk’.
De grote razzia’s in Amsterdam vonden plaats in mei (23,26,29), juni (20) en juli (22/23) 1943, het waren telkens meerder acties van de bezetter, bijgestaan door Amsterdamse politiemensen.
De laatste ‘Gross-aktion’ vond plaats op 29 september 1943 – daarna was de stad ‘Judenrein’ berichtte de hoogste militair aan z’n hoofkwartier in Berlijn.

 

Reichskommissar

In Nederland was Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart [1892-1946] de hoogste ambtenaar van de bezettende macht, als directe vertegenwoordiger van Reichskanzler in Berlijn. Niet het Duitse leger had de macht over het bezette Nederland, maar alléén de Reichskommissar.
Uiteindelijk was hij een van de 22 personen die tijdens het Neurenberger Tribunaal werden berecht. Seyss-Inquart werd op 1 oktober 1946 ter dood veroordeeld en twee weken later omgebracht. 

 

Religiositeit

Godsdienstigheid oftewel de verbondenheid met een bepaalde geloofsrichting of kerkgemeenschap. De leerlingen en leerkrachten op de vier joods-bijzondere scholen, voelden zich meer verbonden met het joodse geloof dan de schoolbevolking op de openbare scholen, die joodse kinderen en leerkrachten werden ‘liberale joden’ genoemd.

Rooien

Communisten of Socialisten.

Rooms(en)

Katholieken.

Rosj Hasjana

joods nieuwjaarsfeest, vindt plaats in september of oktober.

S
Sabbat

Zaterdag was Sabbat, de wekelijkse joodse rustdag, (ook wel sjabbes genoemd).
Gelovige joden hielden zich vanaf vrijdag-zonsondergang  tot zaterdagmiddernacht aan allerlei regels en beperkingen, zoals geen vuur en licht maken en uiteraard niet werken en niet naar school gaan.
De grote markt in de Joodenbreestraat en op het Waterlooplein was dan ook niet zaterdags, maar zondagochtend.
Toentertijd was er zaterdagochtend gewoon school, daar waren joodse leerlingen dus van vrijgesteld; de meeste scholen in de joodse buurten waren daarom zaterdags gesloten en gold er een  verlengde schooldag op woensdag.

 

Schooltijdenregeling

Verklaring volgt

Sjoel

Joods gebedshuis.

Sonderausweis

bewijzen die gedragen werden door mensen met vrijstelling om opgeroepen te worden voor transport, wordt ook wel Sperre genoemd

Sperre

Op aandringen van de Joodsche Raad verleende de bezetter aan bepaalde categorieën joden een vrijstelling voor het opgeroepen worden voor ‘tewerkstelling in Duitsland’. Dat werd een ‘Sperre’ genoemd. De Expositur, een bureau van de Joodsche Raad verstrekte deze, in de vorm van een stempel in het persoonsbewijs – de houdbaarheid van de vrijstelling was echter overgeleverd aan de willekeur van de bezetter.
Overigens is een Sperre niet het zelfde als een Ausweis (doorgangsbewijs) en ook niet als een Persoonsbewijs, dat iedereen bij zich moest dragen – de joden met een vette J er in gestempeld.

Spertijd

Avondklok, in de wintermaanden vanaf 18 uur en ’s zomers vanaf 20 uur – de straatverlichting ging uit en de ramen in de huizen moesten verduisterd zijn.

Stencil

Een inmiddels achterhaalde manier van drukwerk produceren met een stencilmachine.

s
sterloos

 

 

Door de verplichte aanmelding door alle Joodse Nederlanders in januari-maart 1941, was het de bezetter (en de instanties) bekend wie er joods was, overeenkomstig de criteria die de bezetter had opgesteld (zie het artikel ISOLATIE). Toen dus begin mei 1942 alle Joodse Nederlanders verplicht een ‘Jodenster’ op hun buitenkleren moesten dragen, was dat joodszijn  dus openbaar en een makkelijk hulpmiddel bij razzia’s en andere manieren waarop de joden geïsoleerd werden.
In die periode na mei 1942 werden de joden zich uiteindelijk keihard bewust wat het effect was van die registratie een jaar eerder. Toen was men zelfs trots geweest dat men ‘ergens bij hoorde’; uiteraard kreeg iedereen spijt en probeerde aan te tonen dat die registratie een vergissing was, bijvoorbeeld omdat je niet ‘vol-joods’ was. Als het lukte om die registratie ongedaan te maken, werd je ‘sterloos‘ en kon je uit Westerbork vertrekken.

 

S
Stippenkaart

Plattegrond van Amsterdam waarop elke stip duidt op de aanwezigheid van 10 joden.

s
subsidiëring

Alle openbare scholen werden beheerd en betaald door de Gemeente; terwijl al het andere onderwijs – het bijzonder onderwijs beheerd werd door schoolbesturen en subsidie kregen om de schoolkosten te betalen; dat subsidie kwam deels van de Rijksoverheid en deels van de Gemeente. In september 1942 stopte de bezetter beide geldstromen.

 

S
Synagoge

Joods gebedshuis, ook wel Sjoel genoemd.

t
te werkstelling

In de oproepingen die de bezetter vanaf 5 juli 1942 aan de joodse kandidaten voor deportatie stuurde, stond dat het betrof ‘werkverruiming in Duitschland’. Een bedenkelijk eufemisme, zeker als de opgeroepene slecht ter been was, bejaard of invalide was.

T
Transport

De gedwongen reis van de Joodse Nederlanders, eerst naar Westerbork en vandaar naar de concentratiekampen in het Oosten, werd doorgaans aangeduid met de term op transport’
Elke persoon werd zorgvuldig geadministreerd op transportlijsten, die via het NIOD in te zien zijn – maar Guus Luijters en Aline Pennewaard  hebben de gegevens van alle kinderen (0 tot 22 jaar) die op transport zijn gesteld, verzameld in een lijvig boekwerk met ruim 18-duizend namen : In Memoriam (2012- Nieuw Amsterdam).

 

U
ULO

Schooltype vergelijkbaar met het huidige VMBO-t.

V
Vakantieschool

Om de jeugd ook in de zomervakantie bezig te houden, werden er leuke activiteiten georganiseerd.

v
van joodsche bloede

De bezetter introduceerde in november 1940 met verordening 189/1940 de criteria voor het joodszijn:
Jood is een ieder, die uit ten minste drie naar ras
voljoodsche grootouders stamt.
Als jood wordt ook aangemerkt hij die uit twee
voljoodsche grootouders stamt en
– hetzij zelf op den negenden Mei 1940 tot de joodschkerkelijke gemeente heeft behoord of na die datum
daarin wordt opgenomen,
– hetzij op den negenden Mei 1940 met een jood was
gehuwd of na dat oogenblik met een jood in het
huwelijk treedt.
Een grootouder wordt als voljoodsch aangemerkt,
wanneer deze tot de joodsch-kerkelijke gemeente
heeft behoord.
[SAA 5191-7301/0085]

venter

Een  vroegere vorm van ‘aan huis verkoop’ – vooral uitgeoefend door joodse mannen, die met handelswaar langs de deur gingen, naaigerei, kleren, schoenen, e.d. Maar andere venters haalden juist spullen op, zoals gedragen kleren en andere textiel (‘vodde’) of ze liepen met een muziekinstrument of met een goede zangstem door de straten en ‘mansten’ met bekertje.

V
Verhaftung

Duits woord voor arrestatie. Als je de meldingsoproep negeerde, volgde er een Haftbefehl en werd je opgepakt (‘verhaftet’).

Verjoodsing, verjoodsen

Ook niet praktiserende Joden, die al generaties lang niet meer hun joods-zijn beleefden, werden door de bezetter verplicht om bijvoorbeeld hun kinderen op een Joodse school te zetten.

Verzetsstrijders

Een bonte verzameling Nederlanders die in groepsverband of helemaal alleen, verzet pleegde tegen de Duitse bezetters.
Wat ze deden was dus illegaal, geheim en verboden en kon leiden tot de doodstraf.

VGLO

Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs, een soort tussenschool tussen het gewone lager onderwijs en het einde van de leerplicht  voor de kinderen die echt niet naar het vervolgonderwijs wilden of konden en dus aan het werk gingen zodra ze niet meer leerplichtig waren (in het jaar dat ze 14 werden).

VHMO

toen en nu verzamelnaam voor het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs 
(dus nu gymnasium, lyceum, atheneum, havo en toen gymnasiums, lyceum, hbs) – leerlingen zeggen tegenwoordig ‘ik zit op het middelbaar’

v
vol-joods

De bezetter hanteerde in het kader van de ‘isolatie’ de norm dat je tenminste drie joodse grootouders moest hebben om het stempel ‘jude’ te krijgen (dat is anders dan volgens de joodse wetten, daar telt immers dat als je moeder joods is dan ben jij het ook). Zo ontstonden de ‘joodse-subcategorieën : ‘vol-joods’; ‘half-joods‘ en zelfs ‘kwart-joods’ als je (slechts) een joodse grootouder had; alleen ‘vol-joden’ moesten een Ster dragen.

volkskind

De maatschappij zag er toen nog eenvoudig uit : je had het ‘volk’; de ‘burgerij’ en de ‘betere standen’.

volontair

Volontair is een chique woord voor een onbetaalde medewerker, een vrijwilliger, een leerling-onderwijzer of een stagiaire zoals we dat vandaag noemen.

voor joden verboden

In de loop van 1941 vaardigde de bezetter en enthousiast ondersteund door de (foute) burgemeesters allerlei verboden uit, die het leven van de Nederlandse joden stapt voor stap beperkten in hun doen en laten; zo kwamen er op allerlei plaatsen bordjes met ‘voor Joden verboden’.

V
Voor Joden verboden

Vanaf 1941 verschijnen in openbare gelegenheden borden met de tekst Voor Joden verboden, het is onderdeel van het systematisch isoleren van de Joden door de bezetter.

v
voorbereidend onderwijs

Toentertijd waren de schoolklassen voor de allerkleinsten (vanaf 4 jaar) ondergebracht in een afzonderlijke onderwijsvorm en schoolgebouw.
Officieel heette dat ‘voorbereidend onderwijs’, maar men noemde dat ook ‘kleuterschool’ of ‘fröbelschool’, alhoewel die laatst benaming vooral gold voor de allerkleinsten, zelfs nog onder de vier jaar.

W
Wehrmacht

Verzamelnaam voor de Duitse militaire macht: Luchtmacht (Luftwaffe), Landmacht (Heer) en Zeemacht (Kriegsmarine).

Westerbork

doorgangskamp in Drenthe waar bijna alle ruim 100.000 gedeporteerde Joden tijdelijk verbleven, in afwachting van transport naar een van de concentratiekampen in het Oosten.

Z
Zentralstelle für Judische Auswanderung

Centraal bureau voor Joodse ‘emigratie’. Het Amsterdamse bureau droeg van 1941 tot en met 1943 zorg voor de deportatie van de Joden uit Nederland naar de concentratiekampen in het Oosten.

Zionisme, Zionistisch

Het streven naar een onafhankelijke staat Israël.
Zionisten waren Joden die naar Israël emigreerden, dat vanaf 1948 als zelfstandige staat bestaat, in een deel van het grondgebied waar Groot-Brittannië sinds 1922 het bestuur over had, onder de naam Palestina.

z
zomervacantie

De zomervacantie duurde in die jaren precies een maand.
In 1941 startte die op zaterdag 11 juli en eindigde op dinsdag 11 augustus – de openbare scholen begonnen het schooljaar 1941/42 dus op woensdag 12 augustus.

Z
Zwakzinnigen

Inmiddels verouderde term voor mensen met een verstandelijke beperking.

Zwarte politie

De Nederlandse politie droeg in die tijd (en nog jaren na de bezetting) een zwart uniform, vandaar de naam ‘zwarte politie’ als onderscheid ten opzichte van de ‘Grüne Politie’ die was een onderdeel van de Duitse bezettingsmacht en droeg een grauw-groen uniform.

De Nederlandse politie was ‘fout’ omdat die onder het gezag van de bezetter stond en uit dien hoofde o.a. actief betrokken was bij razzia’s. Vooral de leiding van de politie was grotendeels pro-duits en veelal lid van de NSB. Maar er waren individuele politiemensen die ondergronds actief betrokken was bij het verzet en bij het onderduiken.

1941 – zwarte uniformen – pas in de jaren ’70 werd het politie-uniform ontdaan van de gehate kleur zwart