Wilhelmina Catharina
Op de bijzondere school op neutrale grondslag de Wilhelmina Catharinaschool aan de Weteringschans, zaten in 1941 ongeveer 175 kinderen, waarvan 78 joods.
De door de bezetter uitgevaardigde maatregel dat de joodse kinderen op aparte joodse scholen geplaatst moesten worden, bracht het bestuur van deze school in grote moeilijkheden. De school zou dan in één klap onder de norm van 125 leerlingen zakken en om die reden haar rijkssubsidie kwijtraken.
Men dacht het te kunnen redden door de joodse leerlingen in een afzonderlijke afdeling onder te brengen, in een bijgebouw aan de achterkant van de school. De doorgang vanuit het hoofdgebouw werd op beide verdiepingen dichtgemetseld en zo ontstond een afzonderlijke joodse sectie van de Wilhelmina Catharinaschool. met een eigen voordeur aan de Falckstraat: de ‘Joodsche afdeling van de Wilhelmina Catharina school’.
Vanaf half september 1941 toen de isolatie van de joodse leerlingen door de bezetter was afgedwongen, splitste de leerlingenstroom zich elke dag in de ’voorkanters’ en de ‘achterkanters’.
Maar de bezetter accepteerde die constructie aanvankelijk niet, dus dreigde de school haar rijksbijdrage te verliezen. Het bestuur deed daarop een beroep op Secretaris-generaal Van Dam van het Onderwijsdepartement in Den Haag.
De oplossing werd gevonden door het schooltje af te splitsen en een afzonderlijk joods schoolhoofd te benoemen, Henriëtte Bosman-Boom [1903-2004]. Zo kon het schooltje het predicaat van zelfstandigheid krijgen én in aanmerking komen voor subsidie zoals zoveel van die nieuwe joodse schooltjes die onder de wettelijke stichtingsnorm zaten.
In het Joodsch Weekblad stond in oktober 1941 een oproep voor ‘een HOOFD en LEERKRACHTEN voor de JOODSE AFDELING der Vereniging voor Onderwijs en Opvoeding’. Het lijkt er op dat mevrouw H. Bosman-Boom naar aanleiding van deze advertentie Hoofd van de Afdeling is geworden.
Bij de overdracht in najaar van 1942, van het joodse bijzondere onderwijs aan de werd ook de ‘Joodsche afdeeling van de Wilhelmina Catharinaschool‘ meegenomen. Er was op dat moment nog even onduidelijkheid of deze leerlingen bekostigd zouden worden uit de rijkssubsidie voor de Joodse scholen, maar later bleek dat de 78 leerlingen wel degelijk werden meegeteld. Die hadden verspreid over zeven leerjaren, tezamen vier joodse leerkrachten. Naast hoofd Henriette Bosman-Boom, waren dat Siegfried Gotlieb [1894-1985], Eva Loeb [1913-2003] en Marcus van Praag [1901].
Juni 1943 werd de ‘Joodsche afdeling’ gesloten, de meeste kinderen en leerkrachten waren verdwenen, ondergedoken of op transport. De laatste paar kinderen die er na die zomer nog waren, vonden onderdak op de laatste school in de Joubertstraat.
Professor Dr. Jan Van Dam, [1896-1979] was sinds 1929 hoogleraar Duitse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Voor zijn aanstelling als Secretaris-generaal van het Departement van Opvoeding in november 1940, zat hij (vanaf 1935) in het Curatorium van het Montessori Lyceum Amsterdam (MLA), een particuliere school die geen rijksbijdrage kreeg.
Hij had een zoon op die school en was die dus gunstig gezind. Naar het schijnt heeft hij bijna direct na zijn aantreden als Secretaris-generaal de erkenning van het MLA weten te regelen.
Het is aannemelijk dat van Dam ook goede banden had met de schoolvereniging die de Wilhelmina Catherina school beheerde waardoor de bijzondere constructie van een joodse afdeling op die school door de bezetter werd gedoogd. Lees verder bij het Montessori Lyceum.
Over Jan van Dam is natuurlijk veel te doen geweest; als Secretaris-generaal gaf hij leiding aan de omvorming van het Nederlandse onderwijs naar de ideologie en inrichting die de bezetter voor ogen had.
Hij was dan wel geen NSB’er maar wél zeer pro-Duits, en dat is natuurlijk niet zo vreemd voor een hoogleraar in de Duitse taal- en letterkunde.
Met name de Jong wijdt een aantal ongenuanceerde en onvriendelijk woorden aan de man, dan doet Peter Jan Knegtmans het beter. In de publicatie Collaborateurs van niveau, (Vossiuspers, 1996) wijdt hij een portret aan hem, van zo’n 75 pagina’s. Gek genoeg is er maar een alinea van nog geen 100 woorden gewijd aan de ontjoodsing van het lager onderwijs.