Transvaalbuurt
Joodser dan de Oude Jodenbuurt
In de Transvaalbuurt, een Amsterdamse twintiger jaren-wijk, ingeklemd tussen de nieuwe spoordijk en de Ringvaart, woonden een kleine 20.000 Amsterdammers, waarvan ruim 11.000 joods. Voor de bezetter was dit daarom ‘Judenviertel Zwei’ en werd om die reden een van de wijken waar de joden uit de rest van Amsterdam en in 1942 geconcentreerd werden.
In die buurt waren zes openbare lagere scholen en de lagere schoolbevolking was zo joods, dat de sabbatregeling gold: zaterdag vrij, woensdagmiddag les.
Op bevel van de Duitse bezetter bepaalde de gemeente Amsterdam daarom dat drie van die zes scholen alleen maar toegankelijk mochten zijn voor die joodse kinderen.
Op 16 september 1941 werden de Christiaan de Wetschool en de President Brandschool, naast elkaar gevestigd in het dubbele schoolgebouw aan de President Brandstraat voortaan de Joodsche scholen 7 en 8. En de linker school in het dubbele schoolgebouw aan de Kraaipanstraat 58, voorheen de Louis Bothaschool, werd Joodsche school 9.
Net als in de , bleven de joodse leerlingen gewoon op hun school en in hun klas. Dat waren er bij elkaar ruim 600, dat aantal werd aangevuld tot bijna 1000. Die extra kinderen waren afkomstig van de andere scholen in de buurt en van de scholen in de Watergraafsmeer, aan de andere kant van de Ringvaart.
Op dinsdag 16 september organiseerde de gemeente de scholenwissel waarbij de 400 niet-joodse kinderen terecht konden op de twee niet-joodse scholen achter de poort in de Smitstraat: de Krugerschool en de Oranje Vrijstaatschool, die van de Laing’s Nekzijde was verhuisd naar het gebouw van de President Steynschool die opgeheven werd.
Zo kwam er aan de andere kant van het huizenblok, in de Laing’s Neckstraat in dat vierdubbele schoolgebouw ruimte voor twee buitenklassen van de nieuwe Joodsche Montessorischool Oost en voor de Joodsche school voor : Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs.
Achter de poort in de Laing’s Neckstraat, zaten vier scholen, de President Krugerschool, de Oranje Vrijstaatschool, de President Steynschool en de Transvaalschool in een vierdubbel schoolgebouw.
In augustus 1941 werden de laatste twee scholen gesloten en de twee andere samengevoegd achter de poort aan de Smitstraatzijde van het huizenblok.
Alle joodse leerlingen van deze scholen werden overgeheveld naar de nieuwe joodse scholen in de Transvaalbuurt.
Het waren bij elkaar zo’n 340 kinderen (162 + 83 + 92) volgens de telling die in juli dat jaar was verricht. Het aantal van 153 op de plaquette op het huidige schoolgebouw, betreft vermoedelijk alleen de joodse leerlingen van de President Krugerschool, die gedood zijn in de kampen.
Joodsche school 7 kreeg Jerohm Hartog [1892-1945] aan het hoofd, hij kwam van de Louis Bothaschool. In de Kraaipanstraat werd Eli van Tijn [1902-1945] bovenmeester op Joodsche school 9, hij was er eerder al onderwijzer geweest. Op de Joodsche school 8 kreeg Meijer van Kreveld [1891 – 1952] de leiding, hij kwam van de Vrolikschool in de Oosterparkbuurt.
Naast de zes openbare lagere scholen was er in die buurt ook een , de Willem de Zwijgerschool. Die lager school stond aan de Tugelaweg 85 en de kleuterafdeling aan de President Brandstraat, tegenover de twee openbare scholen. Het was een flinke school met in juli 1941 bijna 500 leerlingen waarvan zo’n 20 joods, die moesten dus vanaf september allemaal vertrekken naar een Joodsche school.
Ook was er in de Transvaalbuurt een joodse school voor bijzonder onderwijs, de Talmud Tora. Die zat naast de openbare Louis Bothaschool in het dubbele schoolgebouw in de Kraaipanstraat 60.
En in die straat op nr. 56 zat ook nog de Jan Ligthartschool voor . Ook die school had een , want ongeveer 60 van de 100 leerlingen was joods.
Kortom : de buurt telde negen lagere scholen met bij elkaar meer dan duizend joodse leerlingen.
Ik ben geboren in de Koestraat en ben op 6 jarige leeftijd in de Danie Theronstraat komen wonen. Mijn vader ventte met fruit. De meeste van de Joodse mensen die woonden in de Transvaalbuurt waren niet gelovig en gingen niet naar de Synagoge.
De Christian de Wetschool werd gesloten bij het einde van 1941, toen de Joodse kinderen er niet meer konden komen. De niet-joodse kinderen van deze school waren overgeplaatst naar de Oranje Vrijstaat school, in de Smitstraat, maar ik ging in Augustus 1941 naar de school voor alleen Joodse kinderen in de President Brandstraat nummer 7 tot en met eind 1942, toen werd de school gesloten. Waarom ik werd toe gelaten weet ik niet.
Mijn vader was Joods, mijn moeder niet, ik was dus zogenaamd half Joods volgens de Duitsers. Maar de meeste kinderen moesten daar naar toe, dus wilde ik ook daar naar toe. Ik zat in de derde klas bij een hele lieve onderwijzeres, juffrouw Duizend, ik ben nog met mijn moeder op visite geweest en heb er gegeten in 1942.
In 1942 moest ik toch naar de Oranje Vrijstaat school. Ik kwam toen in de vierde klas. Daar zaten nog 3 anderen zo genaamde half Joodse kinderen, en een Joodse jongen met heel blond haar en blauwe ogen. Hij had een Joodse moeder en een niet-Joodse vader maar was toch half Joods verklaart en hoefde niet een ster te dragen. Maar voor de Joodse wet was hij Joods.
Daar had ik ook een lieve meester, maar eind 1942 ben ik naar huis gegaan en nooit meer terug gekomen. We waren op het Transvaal plein met nog een paar klassen en een vrachtauto kwam een oude Joodse vrouw weg halen, die om een of anderen reden nog niet was weggehaald. Een jongen dacht dat dat heel leuk was.
Ik werd kwaad en heb hem een paar goede stompen verkocht, dat was de reden waarom ik weg ben gelopen en niet meer terug naar school ben gegaan.
Ook in deze wijk paste het van de Joodsche Raad het scholenaanbod direct aan, nadat de gemeente het had overgedragen, half november 1942.
De Joodsche scholen 7 en 8 in de President Brandstraat werden samengevoegd. Het aantal leerlingen op die twee scholen was al met de helft gedaald naar nog geen 300 kinderen en in de onderwijsteams waren nogal wat gaten gevallen. De helft van het dubbele schoolgebouw werd gesloten en teruggegeven aan de gemeente. Meijer van Kreveld, hoofd van Joodsche school 8, was al ondergedoken en Jerohm Hartog leidde het nieuwe onderwijsteam. De juffen Heintje Duizend [1882-1942] en Sara Liboerkin [1909-1942] en meester Rabbie [1918-1993] waren ondertussen ook al verdwenen.
Aan de overkant van de Krugerstraat, in de Kraaipanstraat bleef de Joodse school 9 ook na deze reorganisatie open met 145 leerlingen en vier leerkrachten.
Toen de Transvaalbuurt in de eerste maanden van 1943 weer volliep met nieuwe bewoners die zich van elders in deze moesten vestigen, steeg het aantal weer naar meer dan 200 leerlingen. Maar in juni 1943 was het afgelopen.
Tijdens een aantal elkaar opeenvolgende razzia’s verdwenen de meeste joodse bewoners. Er bleven amper 100 leerlingen over.
Al in april 1941 werd bekend gemaakt dat het de joden verboden was te reizen en te verhuizen, althans zonder vergunning. Maar het duurde tot in het najaar van 41, voordat deze verordening werkelijk tot uitvoering kwam. Wat betreft het verhuizen waren er nogal wat onduidelijkheden, waarop de bezetter aangaf dat verhuizingen alleen toegestaan waren binnen en naar bepaalde wijken in Amsterdam.
Half december 1941 werden vrij nauwkeurig, de 3 Joodsche wijken vastgesteld. Begin januari 1942 publiceerde de Joodsche Raad in een circulaire voor alle betrokken medewerkers, de lijst van voor Joden toegestane straten.
De verstrekking van de vergunningen werd uiteraard opgedragen aan de Joodsche Raad die er een afzonderlijk bureau verhuizingen voor opende, de andere diensten van de Raad hadden het immers al druk genoeg.
De Joodsche Raad wilde er eigenlijk niet aan meewerken, het zou immers gaandeweg tot gettovorming leiden. Er ontstond een ambtelijk proces van vertraging, inspecties en afwijzingen, wat uiteindelijk niets uithaalde. Later kon de straten-lijst zonder meer worden gebruikt toen vanaf eind maart 1942 de gedwongen verhuizingen van uit de provincie op gang kwamen. Ook voor deze joden uit de ’Mediene’ gold dat men zich uitsluitend mocht vestigen binnen de grenzen van de 3 Joodsche wijken in Amsterdam, op een adres in een van de toegestane straten.
Deze concentratie was natuurlijk handig voor de bezetter bij de uitvoering van de volgende fase van de ontjoodsing; bij razzia’s werd gewoon de wijk afgesloten en kon iedereen die zich binnen die grenzen bevond eenvoudigweg worden opgepakt, voor transport.
In de pdf toegelaten straten die hieronder aanclickbaar is, staan alle straten vermeld. Opvallend is dat naast de bekende joodse wijken in het centrum, wijk 2, begrensd door Warmoesstraat, Geldersekade en Damstraat/Hoogstraat (wat nu gebied 1012 wordt genoemd) ook gold als toegestane wijk. (volgens de bevolkingsstatistiek van mei 1941 was van de bewoners aldaar slechts 8 % joods).
Tegelijkertijd was het joodse deel van de Oosterparkbuurt (tussen Amstel en Oosterpark) niet een toegestane wijk (terwijl de helft van de bewoners daar joods was). Terwijl de straten boven de Amstellaan en de Noorder Amstellaan in de Rivierenbuurt waren volgens dit overzicht ook niet toegestaan.
Zoals ik al elders schrijf was er in Amsterdam niet sprake van een getto (of twee), daarin volg ik graag Roest en Scheren (vanaf p 335); maar wel waren er door de bezetter aangewezen joodse wijken, waar echter gedurende die jaren ook gewoon niet-joden woonden.
Wellicht vormde Asterdorp in Noord de uitzondering, vanaf maart 1942 tot mei/juni 1943 werden joden samengebracht, eerst van buiten Amsterdam, maar later ook uit de stad, van buiten de (andere) concentratiewijken. Waarschijnlijk zijn het er zo’n driehonderd geweest. [zie joodsche school nr 15 in Amsterdam Noord]
BRONNEN :
NIOD 182 – map 34 (036 e.v.) betreft de lijst van 2 januari 1942; map 62 (036-057) betreft een verslag over dit onderwerp, opgesteld in april/mei 1943 en map 62 (014 e.v.) zitten kaartjes van de wijken
Op woensdag 23 juni ging er een briefje uit aan alle leerkrachten met de opdracht
‘Uw werkzaamheden zo spoedig mogelijk, liefst Donderdagmorgen 24 juni om negen uur, te hervatten en de kinderen gedurende de schooluren zoveel mogelijk onderwijs te geven, of op andere wijze bezig te houden.’
De brief werd afgesloten met het verzoek om per kerende post in kaart te brengen welke leerkrachten en leerlingen nog wél aanwezig waren. Deze snelle inventarisatie leerde dat van de ongeveer 100 joodse lagere school leerkrachten die begin mei nog voor de klas stonden, er zo’n 20 aanwezig waren.
[lees over de laatste razzia’s De Jong – deel 7/1, p 296]
In de Watergraafsmeer aan de overzijde van de Ringvaart, waren er nog zo’n 80 joodse leerplichtige kinderen, verspreid over de zeven scholen in die wijk. Ruim 30 zaten op de 5de Montessorischool in de Herschelstraat en nog zo’n 25 op de scholen in Betondorp, de Pieter Nieuwlandschool en de Watergraafsmeerschool.
Vanaf 18 september 1943 moesten ze allemaal naar een joodse school in de Transvaalbuurt en dat betekende dat ze een fors eind moesten lopen. Ze liepen voortaan elke dag 3 kilometer heen en 3 kilometer terug, door weer en wind, langs de lange Middenweg.
De namen van de leerlingen uit de 5de klas van de Watergraafsmeerschool zijn bekend. Meester Laurens Janszen gaf ze les. Toen de gemeente vlak voor de zomervakantie van 1941 begon met het verzamelen van aantallen en namen van alle joodse Amsterdamse leerlingen, moest ook hij die namen opgeven. Hij weigerde en dreigde dat als zijn leerlingen weg moesten, hij ook zou vertrekken. Dat laatste gebeurde dan ook, want vanwege die weigering werd hij door de wethouder geschorst. Het schoolhoofd zelf had geen problemen met het verzoek van de gemeente en gaf de namen wél door. De joodse leerlingen van de Watergraafsmeerschool mochten niet meer naar hun oude school en dus ook Liesje, Rudy, Ies en Joost liepen elke dag langs die lange Middenweg, de Oeterwalerbrug over, naar de Transvaalbuurt en ‘smiddags dat hele eind weer terug. Meester Janszen werd voor straf op de Christiaan de Wetschool geplaatst, totdat de niet-joodse leerlingen daar weg moesten en hij als niet-jood dus ook. Eind september 1941 belandde hij op de Abraham van Riebeeckschool, een school met echt alleen maar kaaskopjes. Meteen na 5 mei 1945 mocht hij terugkeren op zijn Watergraafsmeerschool, maar de vier joodse leerlingen uit zijn klas in 1941, die zijn niet teruggekeerd.