Oostelijke Binnenstad
Joodsche lagere scholen 1, 2 en 3
In 1941 waren er vier openbare lagere scholen in de ‘oude jodenhoek’, het deel van de oostelijke binnenstad waar toen veel joodse Amsterdammers woonden. Drie ervan stonden vlak bij elkaar op Uilenburg, om de hoek van de Jodenbreestraat, de hoofdstraat van de buurt.
De J. D. Meyerschool en de Oude Schansschool zaten naast elkaar aan de Nieuwe Uilenburgerstraat en de Nieuwe Batavierstraat. Om de hoek, op de Oude Schans, zat de Van Alphenschool. De vierde school zat op het Waterlooplein, de Waterlooschool.
Alhoewel de buurt zelf niet overwegend joods was, lag dat anders bij de schooljeugd. In 1941 waren ongeveer 800 van de duizend lagere school leerlingen joods. Daarom hadden de scholen afwijkende schooltijden, waarbij rekening werd gehouden met de . De leerlingen waren dus vrij op zaterdag, maar moesten dan wel op woensdagmiddag naar school.
Toen in september 1941 de joodse en de niet-joodse leerlingen moesten worden gescheiden, werden hier, anders dan elders in de stad niet de joodse kinderen van school gehaald, maar juist de niet-joodse. Voor die 240 kinderen, werd één van de bestaande scholen opengehouden, de Oudeschansschool in de Nieuwe Batavierstraat. Dat werd zo de enige school in de hele oostelijke binnenstad voor niet-joodse kinderen.
Op woensdag 17 september 1941 gingen de scholen dicht en de maandag daarop was de herschikking van de leerlingen een feit. Voor de meeste joodse kinderen veranderde er niet zoveel, ze kwamen gewoon terug op hun eigen school en in hun eigen klas. Ze kregen wel een andere juf of meester, er mochten immers alleen joodse leerkrachten les geven aan joodse kinderen.
Die leerkrachten waren nog geen jaar eerder, in november 1940 uit hun onderwijsfunctie ontheven en vervolgens in maart 1941 ontslagen, nu werden ze weer door de gemeente aangesteld. Sommige leerkrachten keerden gewoon terug op hun oude school, zoals Hanna van Kollem [1889-1943], die op de Van Alphenschool had gestaan en nu op die school terugkeerde in het team van de Joodsche school 1 en mevrouw Goontje van Thijn-Vis [1898-1943] die van de J.D. Meyerschool, terugkeerde op de Joodsche school 2, terwijl juf Richel Polak [1895-1943] van de Oudeschansschool, ook naar het team van de Joodsche school 2 om de hoek ging. Ook de schoolhoofden waren joods: Mauritz Adelaar [1890-1944] werd hoofd op Joodsche school 1 aan de Oude Schans 35. Meijer Polak [1906] kwam op Joodsche school 2 in de Nieuwe Uilenburgerstraat 96, Wolf Zwaap [1894-1943] op Joodsche school 3 aan het Waterlooplein 24, daar waar nu de Stadhuis staat.
In het najaar van 1942 werden de Joodse scholen door de gemeente overgedragen aan de en vond er ogenblikkelijk een reorganisatie plaats. Het teruglopend leerlingenaantal was de eerste reden voor deze reorganisatie. Daarnaast ging het ook gewoon om een bezuiniging op personeel, want de bekostiging van het joodse onderwijs door de was niet toereikend.
Van de oorspronkelijke 800 leerlingen op de drie scholen bij elkaar, waren er toen nog zo’n 500 over. School 2 in de Nieuwe Uilenburgerstraat werd gesloten. De 157 leerlingen werden verdeeld over de andere Joodse scholen in die buurt ‘met dien verstande, dat de kinderen uit het beste milieu afvloeien naar school 4 in de Plantage.’
Dat alles duurde tot eind mei 1943, toen vonden in Amsterdam grote plaats die het joodse leven verder ontwrichtten. Op 23 mei werden zo’n 8 duizend mensen afgevoerd en op 26 mei nog eens ruim 3 duizend. Bij die laatste razzia werd de oude zwaar getroffen.
Op het was de ontreddering groot. Bijna alle leerlingen en leerkrachten op de scholen in het Centrum waren verdwenen. Ook op de meeste andere scholen ontbraken nogal wat onderwijzeressen en onderwijzers. Besloten werd om alle scholen tot 31 mei gesloten te houden. Het bureau hield zich de rest van die week bezig met een herschikking van leerkrachten, leerlingen en gebouwen.
In overleg met de heer Albert de Roos van het gemeentelijk Onderwijsbureau werd besloten alle lagere joodse scholen in de binnenstad op te heffen. De schoolgebouwen gingen terug naar de gemeente. Van de leerlingen van die drie scholen, bleken er nog maar 16 over te zijn; die kregen onderdak in de , het tehuis aan de Nieuwe Achtergracht.
Op een briefje van 31 mei 1943 staat
‘dat tengevolge van de gebeurtenissen van afgelopen week, de hierna te noemen scholen in gebruik voor het Joods Byzonder Onderwijs wegens gebrek aan leerlingen niet meer voor het gestelde doel worden gebruikt’
Het hoofd van de Joodsche school 1, Mauritz Adelaar, was al ondergedoken en inmiddels opgevolgd door Jakob Druijf. Die kwam dus eind mei thuis te zitten en nam daar in de Jan van Galenstraat op nr 128, de resterende leerlingen van de Joodsche school 14 over, want ook die school was per 31 mei 1943 gesloten, omdat het hele onderwijzersteam van de ene op de andere dag was verdwenen.