Joodsche Montessorischool Zuid
Willinkplein
Van de acht lagere Montessorischolen die Amsterdam in de jaren ’30 had, zaten er drie in Zuid: de 6de Montessorischool met zo’n 60 joodse leerlingen (de school van Anne Frank); de 1ste Montessorischool met zo’n 70 en nog eens 60 op de particuliere Amsterdamse Montessorischool.
De joodse leerlingen van deze drie scholen werden op maandag 22 september 1941 samengebracht in één nieuwe Joodsche Montessorischool, aan het Willinkplein (tegenwoordig Victorieplein).
Ook joodse leerlingen van andere Montessorischolen uit Zuid en West kwamen hier terecht, 22 van de 3de Montessorischool op het Hygeaplein en zelfs een paar kinderen helemaal van de 2de Montessorischool in West. Voor hen was het een bijna onmogelijke afstand die ze vier keer per dag moesten afleggen.
Bert van Gelder : In september 1941 gingen mijn oudere zus en ik naar de Joodse Montessorischool op het Daniël Willinkplein. Ik zat bij meester Abraham Mok in de 3e klas. Mijn zus zat twee klassen hoger. Het was een hele tippel, helemaal vanaf de Amstelveenseweg waar wij woonden, naar het Willinkplein bij de Wolkenkrabber, wel een stief uurtje heen en terug. Eerst hadden we nog een autoped met luchtbanden, die we van niet-joodse kinderen hadden gekregen; we gebruikten die om de beurt, maar al gauw mocht dat ook al niet meer van de bezetter. Op die school “verdwenen” elke dag klasgenootjes, wat we als voldongen feit aannamen.
Ik voerde op die school zó weinig uit dat mijn moeder me in september 1942 in liet schrijven bij de gewone Joodse lagere school in de Jan van Eijckstraat.
De Afdeling Onderwijs van het Amsterdamse stadhuis gaf aan de 400 Joodse Montessori leerlingen in de stad speciale aandacht. Dat was niet eenvoudig, want bij het gewone joodse lager onderwijs was er al een tekort aan joodse leerkrachten. Voor de negen klassen die gevormd moesten worden om al die Montessorikinderen te kunnen plaatsen was er helemaal een groot tekort aan joodse leidsters en leiders (zo heetten destijds de Montessorileerkrachten).
De eerste inventarisatie leverde slechts vier gekwalificeerde joodse Montessorileerkrachten op. Ook het voormalige hoofd van de Amsterdamse Montessorischool was beschikbaar.
Een ander probleem was de sterke spreiding van de joodse Montessorileerlingen over de hele stad. De acht Montessorischolen zaten verspreid over de stad, in Zuid, West en Oost. Alle kinderen onderbrengen in één gebouw was ondoenlijk, daarom werd gekozen voor een school op drie locaties, zodat de afstanden voor de kinderen niet al te groot waren.
Er werden negen joodse Montessoriklassen gevormd (zo’n klas bestond altijd een combinatie van meerdere leerjaren) verdeeld over de drie locaties.
De kinderen van de 4de Montessorischool bleven in een van de drie klassen in hun eigen gebouw in de Tweede Boerhaavestraat. De kinderen van de 5de Montessorischool in de Watergraafsmeer gingen naar de twee Montessori-buitenklassen in de Laing’s Nekstraat in de Transvaalbuurt.
Alle andere joodse Montessorikinderen in Zuid en West konden terecht in de vier klassen in het gebouw aan het Willinkplein.
Oorspronkelijk was het de bedoeling één van de drie joodse Montessorischolen te vestigen in het gebouw van de 6de Montessorischool in de Niersstraat, want daar zaten bijna alleen maar joodse kinderen. Dat was echter de helft van een dubbel schoolgebouw met een gewone kleuterschool als buren. Zo’n combinatie van joodse en niet-joodse kinderen onder één dak, werd door de bezetter niet toegestaan, dus werd daar van afgezien.
In plaats daarvan werd de leegstaande kleuterschool aan het Willinkplein (nu Victorieplein) ingericht. Maar niet iedereen was daar het mee eens.
Zo schreef een buurtbewoner aan de Secretaris-generaal op het Onderwijsdepartement in Den Haag:
‘Nu doet zich het merkwaardige feit voor, dat één der mooiste kleuterscholen, staande Daniël Willinkplein, aangewezen is voor Joodsche Kinderen. Daar het toch zeer zeker niet in de bedoeling ligt Arische Kinderen bij Joodsche Kinderen ten achter te stellen, verzoek ik U beleefd dit geval te willen onderzoeken en alsnog maatregelen te nemen deze onjuiste handelwijze te herzien’ [HNA 21437/386]
Maar ook de ‘kringleider van het Opvoedersgilde’ Johannes Kruimink klimt direct in oktober in de pen, daar hij de verplaatsing van de voorbereidende school nr 42, van het gebouw aan het Willinkplein naar de Dongestraat bezwaarlijk vindt. Immers het gebouw in de Dongestraat is te klein en het is voor veel kleuters te ver om te lopen. ‘
Hier doet zich dus het geval voor, dat de Arische kinderen verdreven worden door de Jodenkinderen’.
Onderwijswethouder Smit dient de man echter meteen van repliek ‘Met de belangen der niet-joodsche kinderen is bij de getroffen maatregelen zoo veel mogelijk rekening gehouden’ [SAA 5191-7454/3959]
Bij aanvang op maandag 22 september waren de drie vestigingen organisatorisch één school. Rosalie Joosten-Chotzen [1890-1983] was het hoofd, zij kwam van de particuliere Montessorischool aan het Allebéplein. Al snel werd de school gesplitst en werd Elisabeth Wessel [1891-1943] van de Montessori MULO, hoofd van de Boerhaave-vestiging.
Maar ook bij het Montessorionderwijs sloegen de bezuinigingen toe, zodra de scholen in het najaar van 1942 overgedragen waren aan de . De dependance in de Transvaalbuurt werd gesloten, dat leverde een besparing van zo’n 2000 gulden per jaar op aan beheersvergoeding. De Transvaalschool-leerlingen, want zo werd die school nog steeds genoemd, onder andere uit de Watergraafsmeer moesten vanaf toen helemaal doorlopen naar de Tweede Boerhaavestraat.
In mei 1943 vonden in Amsterdam verschillende grote razzia’s plaats, waarbij op 23 mei zo’n 8 duizend mensen en 26 mei nog eens ruim 3 duizend werden afgevoerd. Daar zaten een aantal joodse leerkrachten bij, waardoor het joodse onderwijs in Amsterdam volledig ontwricht raakte. Het Joods onderwijsbureau sloot daarop alle joodse scholen tot eind mei. De scholen in de binnenstad bleven ook nadien gesloten, terwijl in Oost en Zuid de leerkrachten, leerlingen en gebouwen werden heringedeeld.
De Montessori-leerlingen in Zuid verhuisden samen met de twee overgebleven leerkrachten, Rosalie Joosten-Chotzen en meester Abraham Mok, van het Willinkplein naar het schoolgebouw aan de Jekerstraat 86. Daar kregen ze onderdak bij de gecombineerde Joodsche scholen 10, 11 en 12. Al met al heeft dit maar een paar weken geduurd, want na de laatste grote op 20, 22 en 23 juni ging de Montessorischool definitief dicht, gelijk met de andere twee Jekerstraatscholen.
In de zomerperiode inventariseerde het onderwijsbureau wie er nog aanwezig was aan leerkrachten en leerlingen. Er werd een plan gemaakt direct na de vakantie in het schoolgebouw aan de Sparrenweg één verzamelschool te openen, waar ook de laatste tien Montessori-kinderen terecht zouden kunnen. Het pakte een beetje anders uit, zoals te lezen valt in het stukje verderop, over de laatste school.
KLEUTERSCHOLEN
In alle drie vestigingen van de Lagere Montessoriklassen vestigde de gemeente ook meteen Montessori-kleuterklassen, voor de vier tot zes jarigen (voorbereidend onderwijs heette dat toen).
In de Boerhaavestraat en de Smitstraat waren het enkelvoudige klassen, eentje per vestiging maar aan het Willinkplein zaten twee Montessori en twee gewone voorbereidend onderwijsklassen, alle vier uitsluitend voor joodse kleuters.
Izak Salomons : ‘Toen ik vier jaar was mocht ik naar de kleuterschool, dat was in 1942, de Duitsers hadden bepaald dat joodse kinderen naar aparte joodse scholen moesten en de Amsterdamse gemeenteambtenaren hadden er plichtsgetrouw voor gezorgd dat duizenden joodse kinderen plotseling naar andere scholen konden en moesten gaan. Mijn ouders stuurden me naar de Joodse Montessorischool aan het toenmalige Daniel Willinkplein, het huidige Victorieplein.
Wij woonden in de Roerstraat boven het poortje van Zuigelingenzorg en ik was er als jongetje van vier trots opdat ik helemaal alleen via de Zuider Amstellaan naar school mocht lopen.
Ik heb buitengewoon goede herinneringen aan de vertrouwde sfeer van rust en beschaving in de school, te midden van de toenmalige akelige wereld buiten de school waar je als kind zover mogelijk vandaan werd gehouden.
Ik herinner me het schoollokaal en ook de gymzaal, en ik heb er door met roze en blauwe letters woorden te leggen op de leesplank leren lezen, maar ik herinner me de kinderen niet en ook niet de juffrouw. Ik weet alleen maar de kleine dingen die je als kind van vier jaar opvallen: er was een juffrouw aan wie je het plankje moest laten zien waar je de losse letters op gelegd had die een woord moesten vormen, en dan gaf ze weer het volgende woord op. Naar de juffrouw toe gezien lag het letterplankje aan de wand rechts, dus aan de kant van de gang. Naast de wand tegenover de kant van het lokaal waar de juffrouw zat was er een soort korset waarop je kon oefenen hoe je je schoenveters kon strikken.
Een enkele keer kwam mijn oudste zusje, toen 13 jaar, mee om te helpen het koper te poetsen wat ook een van de taakjes in de klas was. En soms moest je in de gymzaal op de witte lijnen lopen in het ritme dat de juffrouw aangaf.
Een paar jaar geleden ben ik nog een keer bij de school gaan kijken, maar er was een verbouwing geweest en alleen de voorgevel aan het huidige Victorieplein was ongewijzigd, binnen was alles anders dan ik me kon herinneren.’
Op de 6e Montessorischool in de Niersstraat zaten nogal veel joodse kinderen, die dus allemaal door de gemeentelijke Afdeling Onderwijs werden overgeplaatst naar de nieuwe Joodsche Montessorischool op het Willinkplein. Het onderwijsteam liet ze zonder enige vorm van protest of verzet allemaal vertrekken, zevenentachtig in getal.
[op de plaquette in de hal is sprake van 158 kinderen, dat is van de toenmalige kleuterschool en lagere school tezamen; toentertijd twee zelfstandige scholen].
Bij het afscheid drukte schoolhoofd Kuperus ze wel allemaal persoonlijk de hand, waarbij zij hen ‘diep in de ogen keek.’
Ansje Schaap (1929) : ‘Ik bleef met één jongen over, in de zesde klas; alle twintig andere kinderen waren vertrokken. Op mevrouw Kuperus, het hoofd der school rustte de taak de joodse kinderen te vertellen dat ze niet meer welkom waren’
Rob van Schaik (1929) memoreert: ‘Ik herinner me Anne Frank niet, anderen moesten me er op wijzen dat zij een tijdje bij me in de klas heeft gezeten . Ik behoor tot het uitstervende soort van voormalige leerlingen van de 6e die de school niet direct associëren met Anne. Voor mij zijn de andere joodse leerlingen, uit mijn klas even belangrijk; in de zesde alleen al waren er van de tweeëntwintig leerlingen, er waren slechts twee niet joods, de anderen moesten allemaal vetrekken toen het bericht kwam van het stadhuis, met alle namen van de joodse leerlingen.’
[compilatie van teksten uit het jubileumboekje van de 6e Montessorischool – 2008. Met dank aan Bas Moll – oud-directeur van de school en de mensen die in de tekst voorkomen]
7 plus 1 montessorischolen
‘Als erfenis van de jood Boekman heeft Amsterdam zeven groote Montessorischolen voor lager onderwijs met tezamen 2000 leerlingen. Wij vinden dat verschrikkelijk maar het Opvoedingsdepartement ziet er blijkbaar niets verkeerds in en zorgt voor geld. ‘t Lijkt haast te gek, maar nochtans de Staat betaalt. Natuurlijk van onze belastingpenningen. Hoe het belang der volksgemeenschap, uit hoofde waarvan het Opvoedingsdepartement deze betalingen doet, met het onderhoud van marxistische bacillen kolonies te rijmen is, dat is de vraag die ook wij van plan zijn, te gelegener tijd eens aan de heeren te stellen.’
(gelezen in het SS-weekblad ‘de Storm’ in december 1943)
Het Amsterdamse Montessorionderwijs bestond al vanaf midden jaren ’20, als een pedagogisch/didactische stroming die de leerbehoeften van het kind centraal stelt en ‘leer mij het zelf te doen’ als uitgangspunt neemt. De leerlingen werken individueel of in kleine groepjes met speciaal ontwikkeld leermateriaal; de leerkracht biedt begeleiding zonder klassikale lessen. In plaats van een klas op leerjaar kenmerkt de Montessorimethode zich ook door dat drie leeftijdsgroepen samen in een klas zitten, zodoende is doorstromen moeiteloos; de enige echte ‘harde’ overgang is als het kind naar een hogere bouw overgaat.
In het schooljaar 1926/27 worden in de Amsterdamse Hasebroekstraat en aan het Hygiëaplein de eerste twee Montessoriklassen gestart, maar de groei van het onderwijs wordt voorlopig belemmerd door het ontbreken van gekwalificeerde leerkrachten. Er kwam al snel een cursus, eerst als bijscholing van de ‘gewone’ onderwijskrachten; later werd dat een volwaardige Montessori-kweekschool. Door de bijscholing kwamen er stap voor stap voldoende montessori- leidsters en leiders beschikbaar om de groei van het Amsterdamse Montessorionderwijs mogelijk te maken. Er werden in de jaren ’30 zelfs scholen gebouwd, die speciaal waren toegerust voor deze progressieve onderwijsvorm.
Op een of andere manier kreeg de school in de Corellistraat de titel ‘de eerste’ en die waar het begon, in de Hasebroekstraat heette sindsdien ‘de tweede’; dat was in een oud schoolgebouw dat in 1929 al aangepast werd met grotere lokalen en bij elk klaslokaal een keukentje en een ‘rustkamer’, terwijl de school in de Corellistraat nieuwbouw was.
De schrijver in het SS-weekblad de Storm (december 1943) doelde op de zeven openbare Montessorischolen die de stad toen had :
de eerste in de Corellistraat
de tweede in de Hasebroekstraat
de derde aan het Hygiëaplein
de vierde in de Boerhaave (nu aan de Weesperzijde)
de vijfde in de Herschelstraat
de zesde in de Niersstraat
de zevende in de Corantijnstraat (nu in de Nachtwachtlaan)
maar er was ook nog de Amsterdamse Montessorischool in de Willem Witsenstraat, dat was echter een particuliere school, die niet door Rijk werd bekostigd.
De zeven plus een, van het eerste uur, zijn er nog allemaal en ondertussen qua aantal nagenoeg verdubbeld.