Kleuterscholen
het gemeentelijk voorbereidend onderwijs
Niet alleen de joodse kinderen, maar ook de joodse kleuters werden vanaf september 194, uit hun klassen en scholen geweerd. En ook voor hen opende de gemeente aparte scholen die uitsluitend toegankelijk waren voor die joodse kinderen en hun joodse kleuterjuffen.
In die tijd ging je naar de lagere school in het jaar dat je zeven werd; er was geen leerplicht voor kleuters en evenmin een zorgplicht door de overheid, maar de gemeente Amsterdam bekostigde wel zo’n 50 openbare kleuterscholen voor kinderen vanaf hun 4e jaar.
Die scholen hadden geen naam maar een nummer, de school voor voorbereidend onderwijs aan de Zaaiersweg in Betondorp was bijvoorbeeld nummer 42. Er waren 182 openbare lagere scholen en die hadden wél allemaal een naam.
Ook het bijzonder onderwijs, christelijk en katholiek had een behoorlijk aantal en de joodse gemeenschappen telde er wel drie, elk ook met een bewaarschool voor de peuters jonger dan vier jaar.
Het is niet duidelijk hoeveel joodse kleuters er in die tijd op de openbare kleuterscholen zaten, maar gelet op het feit dat in het openbare lager onderwijs zo’n 4.000 joodse kinderen zaten, zal het een behoorlijk aantal zijn geweest waar de gemeente dus aparte kleuterscholen voor opende.
De spreiding over de stadswijken van al die joodse gezinnen met kleuters was echter dusdanig dat er voor werd gekozen, bij een aantal van die nieuwe gemeentelijke joodse lagere scholen een kleuterklas onder te brengen, in plaats van op een of twee plekken een volledige voorbereidende school. Zo ontstond een fijnmazig netwerk van kleuter-dependances, waarbij de afstand huis-school makkelijk overbrugbaar was, zelfs toen de joodse Amsterdammers niet meer mochten fietsen, trammen of zich met het automobiel verplaatsen.
Vanaf het 2e besluit van de Burgemeester, november 1941 [bron SAA 5191-7430/3217] zag het er dus zo uit:
In de joodse buurt (door de bezetter aangeduid als Jüdisch Viertel I) zaten er kleuterklassen bij Joodsche school nr 2 in de Nieuwe Uilenburgerstraat en bij de Joodsche school nr 4 aan de Plantage Muidergracht. Bovendien zaten er in de Oosterparkbuurt, bij de Joodsche school nr 6 aan de Sparrenweg 11 en in de tweede Boerhaavestraat bij de 2e Joodsche Montessorischool, ook kleuterklassen, daar waren het uiteraard Montessorikleuterklassen. (de Boerhaavevestiging had een dependance in de Smitstraat, daar zat ook een Montessorikleutergroep.
Deze vier/vijf dependances vormden tezamen de Joodsche Voorbereidende School letter A, waar Hendrika Cohen [1894-1943] de leiding had.
de Joodsche Voorbereidende School letter B kreeg meerdere kleuterklassen in de Transvaalbuurt (Jüdische Viertel II) in het schoolgebouw aan de Joubertstraat 11 (daar zat geen Joodsche lagere school) maar óók bij de buitenklassen van de Joodsche school nr 6 in de 1e Van Swindenstraat. Branca Osterloh-Montezinos [1893-1971] was het Hoofd der School van school B.
En in de Rivierenbuurt (Jüdische Viertel III) zaten bij de 1e Joodsche Montessorischool aan het Daniël Willinkplein (Victorieplein) wel vier kleuterklassen, twee daarvan waren Montessorigroepen, maar ook bij de Joodsche lagere school aan het Borsenburgplein, in de IJsselbuurt, waren er nog twee kleuterklassen.
Tezamen vormden ze de Joodsche Voorbereidende School letter C waar Delphine Levie [1890-1943] de hoofdleidster was.
Nadat de Joodsche Raad najaar 1942 het joodse onderwijs had overgenomen van de gemeente en van de schoolbesturen, vond het pas gevormde het noodzakelijk het onderwijs te reorganiseren. De kosten waren veel hoger dan het bedrag dat de bezetter beschikbaar stelde, die bovendien geen bijdrage gaf voor het voorbereidend onderwijs.
Verschillende scholen werden daarom samengevoegd en daarbij werden de verspreid aanwezige kleuterklassen meegenomen; zo verhuisden de kleuters samen met lagere Joodsche school 12 van het Borssenburgplein naar de Jekerstraat, om in te huizen bij school 10.
Later voegde de eerste Joodsche Montessorischool van het Willinkplein, ook inclusief de kleuters zich daarbij.
De leerlingen aantallen waren inmiddels zo afgenomen dat ze met zn allen wel in dat zevenklassige schoolgebouw pasten.
Niet veel later, na de grote in mei 1943 in de Jodenbuurt werden alle joodse scholen daar en in de Plantage en in de Oosterparkbuurt opgeheven, zo ook alle kleuterklassen. Dat kwam niet alleen omdat de kinderen weg waren, maar eerder nog door het verdwijnen, vaak van de ene op de andere dag van de kleuterleidsters.
Het onderwijsbureau probeerde het kleuteronderwijs te centraliseren en dus de ouders te bewegen de kinderen naar de kleuterklassen in de Joubertstraat te sturen in de Transvaalbuurt; veel gezinnen waren immers inmiddels gedwongen naar dat Jüdische Viertel verhuisd.
Alles wat er nog was, aan kinderen en leerkrachten werd daar ondergebracht.
Na de zomer van 1943 was dat de allerlaatste Joodsche school waar alle nog aanwezige joodse leerlingen, van alle schooltypen werden samen gebracht.
Maar ook dat mocht niet meer baten; eind september 1943 na de laatste grote razzia, werd ook deze school gesloten.