Joods Montessori Lyceum
in het woonhuis van de familie Leonard Frank

Ook van het Amsterdamse Montessori Lyceum [MLA] moesten de joodse leerlingen eind augustus 1941 vertrekken; de gemeentelijke Afdeling Onderwijs richtte voor alle Joods-Amsterdamse lyceisten een eigen Joodsch Lyceum op, daar konden ook de leerlingen van het Montessorilyceum naar toe, maar dat pakte anders uit.
Een paar ouders en de twee joodse docenten van de school stichtten een eigen Joodsch Montessori Lyceum, dat onderdak vond in het woonhuis van het gezin Frank-van Lier, in de Guido Gezellestraat, in Zuid.
Het was met name Walter Emanuel, wiens kinderen Han en Mirjam op het MLA zaten, die het initiatief nam voor een eigen klasje voor Joodse Montessori-lyceisten. Hij betrok er andere ouders bij, waaronder professor Herman Frijda en deed een beroep op de Joodsche Raad voor geld en huisvesting. Waarschijnlijk is hij zo bij Leonard Frank beland, die toen over het geld voor de Joodsche Raad ging, als directeur van de .
Mevrouw Dora Breemer-Polenaar [1914-2017], die tot maart 1941 wiskundelerares was op het Montessorilyceum, werd aangezocht al rectrix. Zij verzamelde een klein team docenten voor de ruim twintig leerlingen, waaronder verschillende joodse hoogleraren die op de Gemeente Universiteit niet meer welkom waren, zoals Sem Dresden, Hugo Pos, Juda Palache. Die stonden allemaal op wachtgeld omdat ze in maart 1941 bij de universiteit ontslagen waren.
Het schooltje kostte dus bijna niets en bleef daardoor nogal onzichtbaar bij de onderwijs-autoriteiten, tot dat de Centrale Commissie voor het Joodse Onderwijs (de voorloper van het ) dit schooltje zomer 1942 onder haar hoede nam en de bekostiging werd geregeld.
Eerst waren het natuurlijk alleen de leerlingen die in september 1941 op het Montessori Lyceum waren uitgesloten en met stille trom vertrokken. Maar toen de joden van buiten de stad zich in het voorjaar van 1942 in Amsterdam moesten vestigen, kwamen er ook Montessori leerlingen uit het Gooi en Haarlem bij op het Joodsch Montessorilyceum.
De relatieve groei met een paar kinderen van buiten compenseerde echter de ‘leegloop’ niet; in de herfst van 1942, stonden ze allemaal samen in de huiskamer van het gezin Frank, voor de laatste foto; er waren toen een kleine veertig leerlingen.
[Louise Stein die mij de foto stuurde, staat 3e van links op de bovenste rij]
Montessori Lyceum
Nadat in de jaren ’20 in Amsterdam, het lager Montessorionderwijs van de grond was gekomen, werd het zo’n 10 jaar later, tijd om het aansluitend voortgezet onderwijs te organiseren. Er kwam een gemeentelijke (openbare) school voor Meer Uitgebreid Lager Montessori Onderwijs (MULO) en in september 1930, een particuliere (bijzondere) school Middelbaar en Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (VWO): het Montessori lyceum (MLA) eerst gevestigd in een woonhuis aan De Lairessestraat nr. 156 in Amsterdam, later (na 1945) in een schoolgebouw in de Antonie van Dijckstraat.
Het duurde na de start in 1930, nog ruim tien jaar tot deze de school door de rijksoverheid erkend werd en gesubsidieerd. Dat was in 1941, toen de Duitsgezinde professor Jan van Dam de baas was op het onderwijsdepartement in Den Haag.
Het Montessori Lyceum Amsterdam (MLA) werd tot aan die erkenning, gefinancierd door de bijdragen van de ouders van de leerlingen, dat waren er in 1940 ongeveer 100.
Toen op het MLA, net als op alle andere scholen, de joodse leerlingen buitengesloten werden ontstond er een financieel probleem; ruim 20 van die 100 leerlingen was joods en moesten vanaf 1 oktober 1941 vertrekken. De school miste vanaf dat moment dus een substantieel bedrag aan inkomsten.
Het schijnt, zoals te lezen valt in de verschillende bronnen (zoals J.S. Calff’s van Pionier tot Mammoet uit 1980) dat het vertrek van die twintig joodse leerlingen nogal geruisloos heeft plaatsgevonden. Ook is niets bekend van eventuele hulp door de school aan het nieuwe kleine Joodse Montessori Lyceum.
Maar die plotselinge, snelle erkenning van het MLA hing wellicht wél samen met de door de bezetter veroorzaakte financiële problemen door de verwijdering van de joodse leerlingen.
Feit is dat de twee zonen van Secretaris-generaal Jan van Dam van het onderwijsdepartement in den Haag, in die tijd leerling waren op het Amsterdamse Montessori Lyceum.
het woonhuis in de Guido Gezellestraat
Het woonhuis in de Guido Gezellestraat waar het JMLA onderdak kreeg was van de familie Leonard David Frank [1903-1943]. Hij was sinds 1939 directeur van de Commissie geldelijk beheer, die namens de Joodse Coördinatie Commissie, fondsen verzamelde voor de joodse vluchtelingen uit Duitsland.
Nadat de Joodsche Raad door de bezetter was opgericht en de Coördinatie Commissie verboden, kwam die financiële commissie onder de Raad. Niet veel later werd de commissie ingericht voor het werven van gelden voor het werk van de Joodsche Raad, onder de naam Commissie Financiële Aangelegenheden, ComFinA.
Leonard Frank bleef directeur, had behoorlijk veel invloed en hield zich ook bezig met ondergrondse activiteiten.
Een van de drie zonen van Leonard David Frank, Steven Frank (1935) laat op de site van (Britse) Holocaust Educational Trust onder andere opschrijven:
‘Steven’s father (L. D. Frank) joined the Dutch Resistance where he organised the issue of false papers to enable people to escape across the border to the safety of Switzerland. He also helped Jews find hiding places and even hid Jews in his own home from time to time.
At the same time he was working, reluctantly, for the Jewish Council of Amsterdam, which was forced to carry out Nazi orders. October 1942 he was betrayed and arrested in his office in Amsterdam and imprisoned, tortured and sent to Auschwitz-Birkenau where, due to his poor physical condition, he was gassed in January 1943.’
Maart 1943 werden Frank’s echtgenote Beatrix van Lier en de drie zoontjes ondergebracht in De Schaffelaar in Barneveld, een van de interneringskampen in Nederland, waar een belangrijk deel van de joodse intellectuele elite door de bezetter was samengebracht. Of het huis aan de Guido Gezellestraat toen nog beschikbaar bleef voor de JMLA is onduidelijk, er kwamen pas eind september nieuwe huurders.
Steven Frank laat in januari 2021 nog weten dat hij en zijn oudere broer montessorileerlingen waren, maar vanaf september 1941 de Joodse school nr 13 in de Jan van Eyckstraat, resp. de joodse afdeling van de Wilhelmina Catherinaschool in de Falckstraat bezochten. De betrokkenheid van vader Frank bij het Joods Montessorilyceum vond misschien zijn oorzaak in het voornemen zijn zonen later naar het MLA te sturen.
[ik vond Steven Frank door the Newsround Holocaust special van de BBC op 15 oktober 2020; hij liet me ook weten dat die Friese klok achter op de foto, al jaren bij hem thuis hangt, in Berkshire, Engeland]
Louise (1929) vertelt
Since the school holidays had ended August 1942 I enrolled in a private Jewish Montessori Lyceum, located in a large villa at the Guido Gezellestraat in a high-class area of Amsterdam- South, about a 45 minute walk from our Transvaal home.
Most students like Anne and Margo Frank went to the very much larger Jewish Highschool at the Stadstimmertuinen.
In the beginning I walked together with two of the Barents children, Eefje (Eva) about 2 years older and Kiki (Sal) a year younger than I. Since we were given homework, we each had to lug a large schoolbag with books and supplies with us.
By then Jews were forbidden to use any form of transportation: train, streetcar, bus, bicycle; the only thing we had at our disposal was an autoped that we used to load our bags. Somehow later I walked alone to school just carrying my heavy bag so that I had to sit down on house porches a couple of times.
The education at the Montessori school was excellent, the Jewish teaching staff was of the highest quality, most of them ousted from top rated Amsterdam Secondary schools; many of them well loved by the students. The principal was Mrs. Breemer and I particularly was very fond of our geography teacher Martijn van der Heide, actually it was the first time I truly fell in love! One day he was teaching a group of us sitting around a table and I wanted so much to get his attention, so I crawled under the table and tied his shoelaces to a leg of the table. Then it happened someone walked in to talk to him and when he got up he discovered that he was tied up. With a great presence of mind, he took a pocket knife and cut his shoelace. To my regret he very wisely ignored the incident and pretended that nothing had happened.
He was quite young and later he once came to school with his wife and two very cute toddler children and I had to join in admiring them, but I did feel hurt.
I enjoyed the classes of arts teacher Wertheim, a very famous sculptor and once I had to rescue him because some boys had locked him out and he stood shivering on the veranda. He did survive and was able to continue his work later.
Gradually through the months more and more students were not showing up, either because they went into hiding or were deported.