Naar de kaart

Het Onderwijsbureau Joodse Raad

het Joodsche Onderwijsbureau aan de Prof. Tulpstraat 17

In het najaar van 1942 werden alle joodse scholen door de gemeente overgedragen aan de Joodsche Raad, die richtte een afzonderlijke commissie op voor het besturen van al die joodse scholen in Amsterdam en in de Mediene : het Bestuur van het Joodsche Onderwijs met Isaac van der Velde als secretaris. Uiteraard werden de praktische taken toevertrouwd aan het nieuw gestichte Joodsch Onderwijsbureau, dat werd gevestigd in een woonhuis aan de Professor Tulpstraat 17, nabij het Weesperplein in Amsterdam.
Sinds zomer 1941 toen de bezetter de isolatie van de joodse leerlingen had bevolen, was er al een ‘Coördinatiecommissie voor het Joodse onderwijs’, maar die had slechts een adviserende taak. Nu kwam het er op aan praktisch uitvoering geven aan opdracht van de bezetter: ‘die Unterhaltung und die Aufsicht der Judenschulen’.

De overheid trok zich daadwerkelijk terug en de Joodsche Raad kreeg de verantwoordelijkheid over de scholen, leerkrachten en leerlingen, in Amsterdam en in de rest van Nederland.
Secretaris van der Velde van het nieuwe schoolbestuur was dan wel onderwijsinspecteur geweest (in Groningen) en ook andere bureaumedewerkers kwamen regelrecht uit ondersteunende onderwijsfuncties, maar er was al met al nauwelijks ervaring met gezag, beheer en personeel. Het bureau zette zich dus aan het volledig nieuw inrichten van een administratie met regels, instructies en salaristabellen. Er werd zelfs gewerkt aan een eigen onderwijs-cao.

De bureaubezetting bestond aanvankelijk uit een chef, Isaac van der Velde, een eerste secretaris, Herman Aa en twee onderwijsafdelingschefs, voor Lager- en Middelbaar onderwijs. Daarnaast waren er zeven administratieve krachten, vier typisten, een archiefbeambte, een jongste bediende en een conciërge. Maar het personeel werd vanwege de omvang van de taak gaandeweg aangevuld tot zo’n vijfendertig personen.

Een drukbevolkte kantoorkamer van het Onderwijsbureau aan de Tulpstraat in Amsterdam

In het schooljaar 1941-1942 had het isolement van joodse kinderen en leerkrachten feitelijk alleen de Amsterdamse gemeentescholen getroffen. Toen eenmaal de Joodsche Raad het beheer kreeg, moest ook het worden ingelijfd en werden de joodse schoolbesturen ontmanteld. De vier joodse lagere scholen, de joodse , de joodse en de twee joodse nijverheidsscholen kwamen voortaan onder het gezag van de Joodsche Raad.
Het ging bij de overdracht aan de Joodsche Raad om 33 Amsterdamse scholen, waarvan 26 voor lager onderwijs. Verspreid over de rest van het land kwamen daar nog eens 45 lagere- en 29 middelbare scholen bij. Het nieuwe joodse schoolbestuur kreeg de verantwoordelijkheid voor zo’n 12.000 leerlingen en ruim 400 leerkrachten.

Het heeft allemaal maar kort gefunctioneerd, tot september 1943; vooral de laatste maanden waren verwarrend en zwaar. Terwijl aldoor meer medewerkers van het Onderwijsbureau verdwenen, nam het beheer van de scholen een onverwachte wending. Vanaf mei 1943 na de eerste grote razzia moest er telkens op stel en sprong worden ingespeeld op nieuwe, treurige feiten, door klassen samen te voegen bij gebrek aan leerkrachten. Uiteindelijk werden alle scholen, stuk voor stuk gesloten en restte er slechts eentje in de Transvaalbuurt. Van der Velde was toen al ondergedoken en Herman Aa opgepakt en verdwenen, het was de tweede adjunct Arnold Lissauer, die uiteindelijk, eind september 1943 de deur van het kantoor in de Tulpstraat achter zich sloot.