Naar de kaart

HBS met 5-jarige cursus

Mauritskade 24

De hele school bij elkaar, met directeur Ezechiel Frenkel, achteraan in het midden – vroege voorjaar 1942

Bij de isolatie van de joodse leerlingen, die op bevel van de bezetter, in september 1941 werkelijkheid werd, bleek dat de joodse -leerlingen vooral op de openbare scholen zaten. (786 leerlingen van de ruim 4.000 was joods). Vanzelfsprekend dat de gemeente het als haar verantwoordelijkheid zag om voor deze, doorgaans niet meer leerlingen, ‘voorbereidend hoger en middelbaar’ onderwijs in te richten. Zo kwam er een Joodsche HBS-A en een Joodsch Lyceum met een Gymnasium- en een HBS-B afdeling.
De nieuwe , met een vijfjarige cursus leidde vooral op tot handels- en kantoorfuncties. De school werd gevestigd in het schoolgebouw waar voor die tijd de Aletta Jacobs meisje-muloschool zat, aan de Mauritskade op nr 24, vlak naast de Amstelbierbrouwerij.

Bij aanvang halverwege september 1941 telde de nieuwe joodse hbs zo’n 340 leerlingen in vijf schooljaren, vooral afkomstig van de twee Handelsscholen en de ‘3e vijfjarige HBS verderop op de Mauritskade.

Directeur Ezechiël Frenkel was afkomstig van de 2e Openbare  Handelsschool, waar hij in maart 1941 ontslagen was, wegens zijn joodszijn; zijn adjunct was Maurits Belinfante [1896-1944], voorheen wiskundeleraar op het gemeentelijk lyceum voor meisjes. In dat eerste schooljaar werd Ezechiël Frenkel [1889-1944] ernstig ziek en nam Belinfante de leiding over.

De school had gerelateerd aan het leerlingental, een vrij klein onderwijsteam van 17 docenten, uiteraard alleen van joodse komaf. Alhoewel het eerste schooljaar vrij rustig en normaal verliep, verdwenen tegen de zomer van 1942 al de eerste docenten, waarop de vacatures werden vervuld door leentjebuur te spelen met de twee andere joodse middelbare scholen, de   hbs en het joods lyceum.

Opvallend is dat terwijl de leerkrachten op de lagere scholen dat niet werd gevraagd, alle docenten in het joodse voortgezet onderwijs de loyaliteitsverklaring hebben ondertekend:
‘Ik verklaar hierbij plechtig, dat ik, zoolang ik mijn ambt bekleed, de verordeningen en ander bepalingen van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied en van de hem ondergeschikte Duitsche organen naar eer en geweten zal nakomen en mij zal onthouden van elke handeling, gericht tegen het Duitsche Rijk of de Duitsche Weermacht.’

Het gebouw van de Aletta Jacobsmulo waar in 1941 de nieuwe Joodse HBS in kwam

ONDER HET JOODS SCHOOLBESTUUR

In najaar 1942 nam werd de gemeente gedwongen de gemeentelijke joodse scholen over te doen aan de Joodsche Raad, die daarvoor een eigen bestuur vormde, het Bestuur voor het Joods Onderwijs in Nederland, onder het voorzitterschap van David Cohen, die ook de Joodsche Raad leidde.
Bijna meteen ging dat nieuwe bestuur over tot reorganisaties van het joodse onderwijs, om de kosten te verlagen. Vanzelfsprekend kwamen de Amsterdamse HBS-en voor de joodse leerlingen in beeld. De overlap was dat er twee HBS-en A (Mauritskade en Joodsche Hbs) waren en ook twee HBS-B (Lyceum en Joodse HBS).

De A-afdeling had de examenvakken de 4 talen plus bedrijfshuishoudkunde, handel en handelsrekenen, recht en staatsinrichting en staatshuishoudkunde.

Terwijl de B-afdeling ook de 4 talen deed, maar dan plus wiskunde, mechanica, natuur en scheidkunde, biologie, aardrijkskunde, geschiedenis en staatshuishoudkunde.

Het leerlingenaantal van de drie joodse voortgezet onderwijs-scholen tezamen, was sinds de aanvang in september 1941, al sterk teruggelopen van zon kleine duizend naar nog geen zeshonderd in het najaar van 1942. Het subsidie dat de bezetter verstrekte was slechts 80 gulden per leerling, en alleen de leerplichtige leerlingen (dus tot het 15e jaar) telden mee, dus doken er problemen op.
Daarnaast werd het aldoor moelijker de drie scholen onafhankelijk van elkaar te bemensen; sinds zomer 1942 verdwenen er met regelmaat docenten, meestal in onderduik.
De directies konden niet anders dan docenten te lenen van de joodse collega-scholen, het was een voortdurend pendelen tussen de twee gebouwen in de Stadstimmertuin en de iets verder gelegen Mauritskade.
De eerste besparing werd dan ok gevonden door het schoolgebouw aan de Mauritskade aan de gemeente terug te geven en de slinkende groep HBS-leerlingen vandaar onder te brengen bij het Joods Lyceum; geen gek plan, het lyceum had zodoende in een klap ook een HBS-A afdeling onder haar dak.

Directeur Belinfante van de HBS en Rector Elte van het lyceum, die toch al niet goed met elkaar overweg konden, werden nu door het schoolbestuur tot samenwerken verplicht en dat leidt tot stevige vergaderingen waar de Inspecteur voor het joods algemeen vormend onderwijs Bartels, het voorzitterschap bekleedt. Het plan dat uit de koker van de secretaris van het Joodse Onderwijs bestuur komt, gaat echter verder dan alleen maar inhuizing, het gaat ook om integratie.
Zeker in de ongedeelde onderbouw kunnen vakken in elkaar worden geschoven en daardoor docentenuren worden uitgeruild, het levert al snel 100 uren op.
Maar Elte stelt terecht dat dat nauwelijks geld oplevert, de meeste docenten staan immer op wachtgeld vanwege hun ‘gewone’ docentenbaan voor november 1940, en dat wordt gewoon door het Rijk betaald.

Elte pruttelt verder dat de Raad geen moeilijkheden heeft gemaakt voor het ‘Montessori-clubje[zie pagina over het Joods Montessorilyceum]. Niemand heeft daar bevoegdheid, zegt hij en het ‘overvloedige schoolgeld komt niet de Joodsche Raad ten goede en nu er bezuinigt moet worden, wendt men zich tot de arme scholen. Dit is werkelijk een schandaal. (aldus Elte)

de 1e klas van de HBS in 1942 (docent onbekend)

Bij aanvang van het tweede schooljaar [1942/43] telde de HBS op de Mauritskade 115, het Joodsch Lyceum ruim 200 leerlingen en de Joodsche HBS zo’n 180 leerlingen. Het wordt verstandig en handig geacht om in ieder geval de twee B’s samen te voegen; dat levert dan één B-bovenbouw op van een kleine honderd leerlingen; en juist om dat die niet meer leerplichtig zijn en er geen subsidie voor binnenkomt is dat een aanzienlijke besparing.
Ook de twee A’s van de twee HBS-en worden samengevoegd, alles onder de nieuwe naam
INRICHTING VOORTGEZET ONDERWIJS , met 3 afdelingen
Ad1 [HBS A van de Mauritskade en HBS A van de Joodsche HBS] Ad2 [HBS B JHBS] en Ad 3 [gymnasium van het Joodsch Lyceum].

Het heeft allemaal tot slot maar een paar maanden mogen duren, tot eind mei 1943. Er zijn dan bijna geen leerlingen meer over, het is niet meer veilig op straat. Vooral de ouderejaars die niet meer leerplichtig waren kiezen er voor thuis of in kleine groepjes, zich voor te bereiden op de aanstaande examens, die ondanks alles doorgang zullen vinden.

Maar dan komt de tweede slag, met de in de Rivierenbuurt, waar veel leerlingen en docenten wonen. De school ligt er uitgestorven bij, niemand meldt zich meer ‘smorgens voor een les.
Maar dan, na de zomer van 1943 blijken er redelijk wat leerlingen voor het vervolgonderwijs toch nog aanwezig, constateert het Onderwijsbureau; voldoende zelfs voor enige differentiatie en er zijn een paar docenten teruggekeerd uit Westerbork (omdat ze ‘’ zijn verklaard). Het onderwijsbureau besluit tot een doorstart, de leerlingen krijgen zelfs de keuze voor een gymnasium, hbs- of ulo-variant. Rector Elte van het lyceum is er ook nog, terwijl ulo-docent Adolf de Jong de ULO-afdeling gaat leiden.

Maandag 6 september 1943 werd begonnen met 129 leerlingen, zo’n beetje 50-50 lyceum- en ulo-klanten; voldoende zelfs om afzonderlijke hbs- en gymnasium- jaargroepen te maken van wisselend 7 tot 20 kinderen per jaar.
Eerst zaten ze tezamen in het gebouw van het Joods Lyceum, maar niet veel later worden alle nog aanwezige Joodse kinderen in alle leeftijden samen gebracht in de school aan de Joubertstraat, waar sinds 23 augustus de enige joodse lagere school zat.

Maar tegen eind september 1943 was het ook hier over en uit, bijna niemand was er meer en de Wehrmacht-commandant van Amsterdam liet zijn superieuren in Berlijn weten dat de stad ‘judenrein’ was.

De gegevens van de laatste maand van het Joodse onderwijs zijn afkomstig van een rapport ‘de onderwijsorganisatie na de zomervakantie 1943’ (een getypt concept van16 pagina’s, gedateerd 21 september 1943) van Arthur Lissauer, die toen als enige leidinggevende van het Joods Onderwijsbureau nog beschikbaar was. [NIOD 182/108-025 e.v.]