Naar de kaart

Confessionele Joodsche HBS

Voormalige Stadstimmertuin nr 2

Vanaf 1938 zat in het schoolgebouw in de Stadstimmertuin, op nummer 2 de confessionele Joodsche Hogere Burger School .
Anders dan de nieuwe joodse scholen, die de gemeente in september 1941 moest openen, was de Joodsche HBS altijd al alleen voor joodse leerlingen. Je hoefde niet gelovig te zijn, maar wel joods om je op de Joodsche HBS thuis te voelen.
Dat lag anders bij het docentenkorps, er waren best wel een paar ‘’ onder de leerkrachten, maar vanaf september 1941, mochten die geen les meer geven aan joodse leerlingen, dat had de bezetter ook bepaald.

September 1941 telde de school zo’n 140 leerlingen, voornamelijk vanuit de omliggende joodse wijken, met een gemêleerde bevolking van enerzijds welvarende- en anderzijds joodse .
Toch was het zo dat het merendeel van de joodse ouders voor een (lees niet-religieuze) school kozen voor hun kinderen, ook voor ná het lager onderwijs. De invoering van de Duitse isolatie-maatregelen, maakte die keuzevrijheid echter met een pennenstreek onmogelijk. De gemeente richtte daarom ook een joodse openbare HBS-A op en een Joods Lyceum met een HBS-B afdeling.
Opvallend is daarbij dat in dat eerste ‘joodse schooljaar’ er sprake was van een sterke toename van het aantal leerlingen op de confessionele HBS; waren het er in de jaren voor 1941, elk jaar zo’n 140, nu sprong het al snel naar ruim 240. Een vergelijkbaar verschijnsel deed zich voor bij de lagere scholen, met name bij de Herman Elteschool in de Pijp en de Talmud Tora in Transvaalbuurt.

De Joodsche HBS had in 1941/42 twaalf docenten met Hartog Jacobs [1893-1974] als directeur plus twee vakkrachten voor lichamelijke opvoeding en ook twee voor het godsdienstonderwijs.
Daarmee onderscheidde de school zich van het openbare onderwijs met in de eerste drie jaar wekelijks drie uur Hebreeuws (met name het lezen van de oude en nieuwe taal) en  Bijbelvertalingen, Joodsche geschiedenis en de Rabbijnse Literatuur.

Na een ongedeelde eerste drie klassen, waren er twee leerroutes : HBS A met een literair-economisch profiel, met naast de vier talen, vooral vakken als handels-wetenschappen, bedrijfshuis-houdkunde en staatshuishoudkunde, en de HBS B route met naast de vier talen, wiskunde, mechanica, natuur en scheikunde, biologie, vooral gericht op doorstuderen aan een universiteit.

de meisjes van de Joodsche HBS - gymmen op het Weteringplantsoen, 1937 - in 1941 werd het gymmen daar voor de joodse leerlingen verboden - ze moesten toen uitwijken naar het Waterlooplein.

De eerste twee schooljaren onder de bezetting veranderde er niet zoveel voor deze joodse school, behalve dan dat de leerlingen niet meer mochten buitengymen op de sportvelden op het Weteringplantsoen, want ook speeltuinen en sportvelden waren voor joden verboden; ze konden wél terecht op het Waterlooplein in de ‘’, maar dat was dan weer geen sportterrein en uitsluitend toegankelijk voor joden.

ONDER HET JOODS SCHOOLBESTUUR

Anders wordt het in het schooljaar 42/43, de joodse verenigingen waren opgeheven en dus ook ‘de Centrale Organisatie voor de Religieuse en Moreele Verheffing der Joden In Nederlanddie de Joodse HBS beheerde. En net als bij de (niet gemeentelijke) nijverheidsscholen, ontstond er een probleem met het rijkssubsidie. De salarisbetalingen over juni 1942 kwamen meteen al in de knel, waarop directeur Jacobs zich tot het Onderwijsdepartement wendde. Hij wil graag daar in den Haag op bezoek komen als hij een reisvergunning kreeg. Zijn streven bleef de school onafhankelijk te houden, als Rijks’ erkend instituut en hij weigerde de bemoeienis van de , die zorg droeg voor de financiering van de . Maar in het najaar haalde Jacobs toch bakzeil, de school komt net als al het al andere joodse onderwijs onder het beheer van het nieuwe dat de Joodsche Raad in overleg met de bezetter toen had gesticht.

Bijna meteen ging dat nieuwe bestuur over tot reorganisaties van het hele joodse onderwijs, om de kosten te verlagen. Vanzelfsprekend kwamen de twee Amsterdamse HBS-en voor de joodse leerlingen in beeld.  Bij aanvang van dat tweede schooljaar [1942/43] telde de Joodsche HBS zo’n 180 leerlingen; de HBS op de Mauritskade 115; dus wordt het verstandig en handig gevonden om in ieder geval de twee B’s samen te voegen; dat levert dan één B-bovenbouw op van een kleine honderd leerlingen; en juist om dat die niet meer leerplichtig zijn en er geen subsidie voor binnenkomt is dat een aanzienlijke besparing.
Ook de twee A’s van de twee HBS-en worden samengevoegd, alles onder de nieuwe naam INRICHTING VOORTGEZET ONDERWIJS , met 3 afdelingen Ad1 [HBS A van de Mauritskade en HBS A van de Joodsche HBS] Ad2 [HBS B JHBS] en Ad 3 [gymnasium van het Joodsch Lyceum].
Het is niet alleen om te besparen dat het Schoolbestuur het plan doorzet, maar ook omdat aldoor weer docenten verdwijnen en er nauwelijks meer vervanging te regelen valt.

Het heeft allemaal maar een paar maanden mogen duren, tot eind mei 1943. Er zijn dan bijna geen leerlingen meer over, het is niet meer veilig op straat. Vooral de ouderejaars die niet meer leerplichtig waren kiezen er voor thuis – in kleine groepjes, zich voor te bereiden op de aanstaande examens, die ondanks alles doorgang zullen vinden.

Maar dan komt de tweede slag, met de in de Rivierenbuurt, waar veel leerlingen en docenten wonen. De school ligt er uitgestorven bij, niemand meldt zich meer ‘smorgens voor een les.
Maar dan, na de zomer van 1943 blijken er redelijk wat leerlingen voor het vervolgonderwijs toch nog aanwezig, constateert het Onderwijsbureau; voldoende zelfs voor enige differentiatie en er zijn een paar docenten teruggekeerd uit Westerbork (omdat ze ‘’ zijn verklaard). Het onderwijsbureau besluit tot een doorstart, de leerlingen krijgen zelfs de keuze voor een gymnasium, hbs- of ulo-variant. Rector Elte van het lyceum is er ook nog, terwijl ulo-docent Adolf de Jong de ULO-afdeling gaat leiden.

Maandag 6 september 1943 werd begonnen met 129 leerlingen, zo’n beetje 50-50 lyceum- en ulo-klanten; voldoende zelfs om afzonderlijke hbs- en gymnasium- jaargroepen te maken van wisselend 7 tot 20 kinderen per jaar.
Eerst zaten ze tezamen in het gebouw van het Joods Lyceum, maar niet veel later worden alle nog aanwezige Joodse kinderen in alle leeftijden samen gebracht in de school aan de Joubertstraat, waar sinds 23 augustus de enige joodse lagere school zat.

Maar tegen eind september 1943 was het ook hier over en uit, bijna niemand was er meer en de Wehrmacht-commandant van Amsterdam liet zijn superieuren in Berlijn weten dat de stad ‘judenrein’ was.

De gegevens van de laatste maand van het Joodse onderwijs zijn afkomstig van een rapport ‘de onderwijsorganisatie na de zomervakantie 1943’ (een getypt concept van16 pagina’s, gedateerd 21 september 1943) van Arthur Lissauer, die toen als enige leidinggevende van het Joods Onderwijsbureau nog beschikbaar was. [NIOD 182/108-025 e.v.]

De beginjaren van de Joodsche HBS
van de ‘de Centrale Organisatie voor de Religieuse en Moreele Verheffing der Joden In Nederland

De hele school in 1928 bij het Centraal Station

De Joodsche HBS is in 1928 opgericht door ‘de Centrale Organisatie voor de Religieuse en Moreele Verheffing der Joden In Nederland’ op initiatief van de progressieve rabbijn Abraham Samson Onderwijzer [1862-1934] van de Nederlandsch Israëlische Hoofdsynagoge.
In die tijd, sinds de invoering van de eerste Onderwijswet in 1917 waarmee de gelijkelijke financiering van het onderwijs werd geregeld, zijn er meer joodse scholen gesticht die zich richtten op de emancipatie van de sociaal lagere klassen van de Amsterdamse joodse gemeenschap. Zo stichtte de vereniging Kennis en Godsvrucht een joodse en kwamen er Nijverheidsscholen voor joodse jongens én ook voor meisjes.

De Joodsche Hbs zat eerst op nr 501 aan de Heerengracht (linkerpand)

De HBS die de eerste jaren in een woonhuis op de Herengracht, op nr 501 [niet de Nieuwe Herengracht] zat, begon met een klasje met 22 leerlingen en was in 1938 uitgegroeid tot 8 klassen, met 165 leerlingen verdeeld over de twee afdelingen HBS A en HBS B.

Bij de diploma-uitreiking in het schooljaar 1937/38 (12 gediplomeerden waarvan 9 ook het Joodse schooldiploma kregen) zei directeur Jacobs onder andere
      ‘ Wij denken hierbij niet alleen aan de rampen, die het Joodsche volk in het verleden getroffen hebben, maar evenzeer aan die, welke de grootste deelen van het volk ook nu op velerlei wijze teisteren en angst grijpt ons aan, als we denken aan wat ons in de nabije toekomst te wachten staat…….. Jullie jongens en meisjes gaan in dezen tijd een zware toekomst tegemoet, dubbel zwaar, omdat jullie Joodsche jongens en meisjes zijt. Maar juist in jullie Jood-zijn dat het bestaan moeilijker maakt, kan bij jullie, het moge paradoxaal klinken, voor jullie zelf ongekende energieën ontwikkelen’
[SAA 30486-1321/2]

Gelet op het leerlingental was het woonhuis op de Heerengracht ondertussen veel te krap en werd er uitgezien naar ruimere huisvesting Tegen 1938 hadden ze het geld bijeen om het schoolgebouw aan de Voormalige Stadstimmertuin te kopen. Dat pand was gebouwd als dubbel schoolgebouw voor de gewone openbare lagere school der 1e klasse, school 106. [de huidige kapverdieping is er in 1960 opgezet] en dus ruim genoeg voor de groeiambities van directeur en bestuur.
Er was aardig wat geld nodig om het gebouw van de gemeente over te nemen, maar zeker ook om het te verbouwen en in te richten naar de toenmalige eisen voor een HBS; het was vooral de vorstelijke donatie van Iwan Salomon [1881-1972] die dat mogelijk maakte. En zo startte de Joodsche HBS pas echt serieus, in de Stadstimmertuin met Hartog Jacobs als de directeur (als sinds 1928) in het schooljaar 1938/1939.

Samuel Cohen [1926-2014] schrijft :
“… er was veel aandacht en geld in gestoken. Er waren relatief weinig leerlingen. Veel Joodse ouders stuurden hun kinderen liever naar de algemene openbare school dan naar het bijzondere onderwijs. Daardoor waren de klassen klein en was het niveau hoog en in sommige vakken zelfs ongeëvenaard. De klaslokalen en de laboratoria waren ‘het laatste snufje’ op het gebied van schoolgebouwen. Er was veel licht, er waren uitmuntende faciliteiten, glanzende houten vloeren, moderne stoelen en lessenaars en een overvloed aan leermiddelen. De gangen waren ruim, de toiletten blonken, de kleuren, de decoratie, alles getuigde van een uitgelezen smaak. Om kort te gaan, met het gebouw en de omgeving had men alles gedaan om het leren t bevorderen. Het leerplan was intensief; behalve het verplichte algemene programma hadden we Joodse vakken Hebreeuws, Joodse geschiedenis en het Oude Testament, maar daarin waren de eisen veel hoger dan op de lagere school.” 

[Zwijgende Stenen, Herinnering aan een vermoorde Jeugd – BZZTOH 1989]

Na de bevrijding, in 1945

Direct na de eerste bevrijdde zomer, augustus 1945 opende de gemeente twee scholen speciaal voorde opvang van joodse kinderen die ‘weder opgedoken’ waren uit de onderduik of uit de kampen. De Afdeling Onderwijs had er ruim 160 geteld in de lagereschool leeftijd, daarvoor werd de dr Emanuel Boekmanschool geopend, een zesklassige school met inderdaad joodse leerkrachten.
Maar er waren uiteraard ook leerlingen in de voortgezet onderwijsleeftijd geteld, ruim 140. Daarvoor richtte de gemeente de Gemeentelijk Inhaalcursus voor Ondergedoken Leerlingen, Gicol op, met een MULO-afdeling en een gemengde HBS/Gymnasium-afdeling. De cursus zat de eerste jaren in het schoolgebouw van de Talmud Toraschool, in de 2e Boerhaavestraat, met Hartog Jacobs als directeur, dat was hij voordien van de confessionele Joodsche Hbs aan de Stadstimmertuin.

Het inhalingsinstituut voldeed zo goed dat vanaf 1946 de meeste leerlingen konden instromen in een school van eigen keuze, zoals de confessionele joodse HBS die weer onder leiding van directeur Jacobs, min of meer geruisloos opnieuw werd opgebouwd met de bouwstenen van de Gicol.
De heropgerichte school keerde terug naar haar huisvesting in de Stadstimmertuin en is niet veel later omgedoopt in Maimonides.

In december 1950 vond de officiële heropening plaats met een toespraak van de voorzitter N. Keizer, van het nieuw aangestelde schoolbestuur:
      ‘Enerzijds dus zeer zeker reden tot vreugde, maar anderzijds werden wij, meer dan bij enig ander werk voor de Joodse gemeenschap na de oorlog, dag aan dag schrijnend herinnerd aan wat was en wat had kunnen zijn. Want van al het werk, dat voor de Joodse scholen werd gedaan – ik denk hier aan de voorbereidende en de lagere scholen – was het weer in goede staat brengen en het betrekken van dit gebouw wel het pijnlijkst. De joodse HBS is nu weer in hetzelfde gebouw getrokken, waarin zij voor de oorlog was gevestigd, in tegenstelling tot onze andere scholen, en het zal allen, die op een of andere wijze voor de oorlog en in de eerste jaren van de bezetting op enigerlei wijze met de school in contact stonden, gaan als mij. Iedere keer als ik het gebouw betreed zie ik in gedachten de bekende gezichten, hoor ik het getrippel van de van de voetjes en het gelach en het gestoei van al die kinderen, waarop onze hoop was gevestigd. Hier werden zij op degelijke wijze voorbereid voor het leven, dat voor hen niet is gekomen.
En als vanzelf gaan dan ook de gedachten naar de ouders van die kinderen, die weggevoerd werden en niet terugkwamen en naar de leerkrachten, die vielen als slachtoffers van bruut geweld.’
[stukje geknipt]
‘In 1928 werd door de bekende vereniging met de lange naam: “De Centrale Organisatie tot morele en religieuze verheffing der Joden in Nederland” deze school opgericht. Het was de heer Maykels, die doordat hij reeds vroeger in de Kerkeraad van de  Hoofdsynagoge een initiatiefvoorstel deed voor stichting van een fonds, om daaruit later een Joodse H.B.S. te kunnen oprichten, de mogelijkheid had geschapen. Het is te danken aan de heer Iwan Salomon, die de financiële mogelijkheden schiep om de plannen tot werkelijkheid te maken.

In den beginne was de school gevestigd in een herenhuis aan de Herengracht 501.
Er werd met 1 klas begonnen, doch onder de bekwame en bezielende leiding van de directeur, de heer Jacobs – Gode zij dank hebben wij hem mede voor dit werk mogen behouden – breidde zich het leerlingental gestadig uit en al spoedig werd de noodzakelijkheid ingezien een groter en voor het doel ingericht gebouw te bezitten.
[Nieuwe Joodse Weekblad, 15 december 1950]