Joodse School Tilburg
Antoniusstraat

Ook de Burgemeester van Tilburg kreeg halverwege augustus 1941 van het Haagse van Opvoeding het verzoek opgave te doen van het aantal joodse leerplichtige kinderen in zijn stad. Het was de opmaat voor het bevel van de waarmee kinderen van Bloede naar afzonderlijke scholen werden verbannen.
Jan van Mortel die al vanaf januari 1940 van Tilburg was, haastte zich de scholen in zijn gemeente aan te schrijven. Binnen de kortste keren kwamen de opgaven binnen, zodat hij 20 september het departement kon berichten dat er in Tilburg in totaal 47 joodse leerlingen waren : 26 op de openbare lagere school; 14 op de Rijks-en 7 op de openbare -school. Daarnaast had hij bericht gekregen dat er in de omliggende plaatsen, Oorschot en Oisterwijk, nog een joodse hbs-er was en twee ulo-leerlingen.
Deze aantallen waren zo gering dat de Burgemeester besefte dat het niet zomaar mogelijk zou zijn voor deze leerlingen onderwijs te organiseren. Desondanks schreef hij de 40 ouderparen, op 9 oktober :
‘Ingevolge de door de Duitse autoriteiten verstrekte opdracht zijn uw kinderen met ingang van 1 September 1941 verwijderd van de inrichting van onderwijs, die zij op die datum bezochten. Overeenkomstig het verzoek van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming deel ik U mede, dat het in de bedoeling ligt om de Joodse leerlingen in staat te stellen, het onderwijs, dat zij op gemelde datum genoten, te vervolgen, zij het in afzonderlijke onderwijsinrichtingen.
Deze instellingen zullen zo spoedig mogelijk worden opgericht.’
[28 augustus 1941 – R.A.T. 484-4445-0037]
Maar ondanks deze garantie lukte het de burgemeester niet in Tilburg een joodse lagere school te stichten en evenmin een ulo. Voor de 14 leerlingen van de Rijks Hogere Burgerschool Willem II was het ondertussen vanzelfsprekend dat ze op het nieuwe geopende Joods Lyceum in ‘s-Hertogenbosch terecht konden.
Daar was zijn Bossche collega ondertussen doende naast een joodse lagere school ook een joodse ulo en een joods lyceum te stichten. Daar konden de desbetreffende leerlingen uit Tilburg dus ook terecht.
Burgemeester van Mortels’ probleem bleef dus beperkt tot die 28 lagere school kinderen. Het Departement van Opvoeding die de centrale regie had bij het organiseren van het joodse onderwijs, nadat de bezetter eind augustus dat had bevolen, stelde zich op het standpunt dat er minstens 50 leerlingen moesten zijn om een joodse school, met de daaraan verbonden kosten te rechtvaardigen. Op de eerste lijst die de Secretaris-generaal eind oktober vrijgaf stonden wel naast ‘s-Hertogenbosch, óók Eindhoven en Oss als Brabantse gemeenten waar zo’n lagere school gesticht moest worden, maar Tilburg en ook Breda ontbraken.
Dus stond de Tilburgse burgemeester bijna twee maanden na de afkondigen van het bevel in het krijt bij de ouders en de leerlingen. Vanzelfsprekend dat er door hen aandrang werd uitgeoefend op de scholen waar deze kinderen per 1 september verwijderd waren, om ze gewoon weer toe te laten. Eigenlijk kon een schoolhoofd zo’n verzoek niet weerstaan; volgens de onderwijswet hadden kinderen toegang tot de school van hun ouders keuze.
Dat probleem speelde in veel Nederlandse gemeenten waar getalmd werd bij de opvang van de joodse kinderen; de druk op de schoolhoofden was groot. Zodra de Secretaris-generaal daar kennis van nam, vroeg hij de bezetter om een standpunt of een maatregel. Die maakte het zichzelf en de SG makkelijk door eenvoudigweg het probleem bij de ouders terug te leggen, zoals de burgemeester van Tilburg aan die veertig ouderparen liet weten:
‘Op verzoek van den Secretaris-generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming, doe ik u opmerken dat naar de desbetreffende Duitse instanties hem hebben medegedeeld, de verantwoordelijkheid voor het niet verwijderen van Joodse leerlingen van de scholen, die zij op grond van de hiervoor bedoelde opdracht niet meer mogen bezoeken, wordt gelegd bij de ouders en verzorgers dier kinderen’ [11 november 1941- R.A.T. 484-4445-0028]
Met andere woorden : als je als ouder je niet aan deze opdracht hield was je strafbaar en ondertussen wist joods-Nederland heel goed wat dat kon betekenen.
Waarschijnlijk was dat het moment waarop de pas opgerichte Joodse Raad Tilburg onder leiding van Henri Gersons [1890-1945] op de wagen sprong en samen met zijn Bredase Joodse Raad collega, Henry Samuel [1893-xx] aan de burgemeesters van Tilburg en Breda een plan voorlegde voor een joodse lagere school op twee locaties. Dan zouden er ruim voldoende leerlingen zijn om te voldoen aan de stichtingsnorm, die het Departement juist had verlaagd naar ‘tenminste ongeveer 40 leerlingen.’
Beide burgmeesters, die ten aanzien van het onderwijs aan joodse lagere school leerlingen in een impasse verkeren, omarmden het plan bijna meteen.
Er volgde overleg met de Brabantse Rijks-inspectrice voor het lagere onderwijs, die ging subiet akkoord maar stelde als voorwaarde dat de twee Joodse Raden het schooltje onder hun hoede zouden nemen om de kosten zouden dragen. Het was dan aan de burgemeesters voor een lokaliteit te zorgen, in zowel Breda als Tilburg. En dat was nog niet zo eenvoudig, in die Roomse-katholieke steden bezuiden de grote rivieren hadden de gemeenten nauwelijks bemoeienis met het onderwijs, laat staan dat ze beschikten over schoolgebouwen die bovendien niet in gebruik waren.
Burgemeester van Mortel wendde zich daarom tot de rooms-katholieke parochie in de Tilburgse binnenstad ‘t Heike, of pastoor van Dun wellicht kon helpen aan een geschikte ruimte.
Plotseling, het is al begin december – de kinderen zaten al drie maanden thuis, viel alles op zn plaats : de twee plaatselijke Joodse Raden staan garant voor de kosten, pastoor van Dun stelt een lokaal in het St Elisabeth-parochiegebouw in de Antoniusstraat beschikbaar en de bemoeienis van de Rijksinspectrice resulteerde er in dat óók de Secretaris-generaal zijn instemming geeft, die schrijft zelfs : ‘de oplossing, door u aan de hand gedaan, juich ik toe’.
Op 15 december 1941 kon eindelijk het schooltje van start, met in Breda 24 en Tilburg 28 kinderen in alle lagere schoolleeftijden. De Bredase Joodse Raad had ook een leerkracht gevonden, die per die datum werd benoemd door beide gemeentebesturen, allebei voor de helft van aanstelling en wedde. Meester Levie Drukker [1901-1943] die voorheen onderwijzer was in Steenwijk. Hij pendelde dus vijf dagen per week tussen Tilburg en Breda, om afwisselend ‘smorgens of ‘smiddags les te geven aan alle (resp.) 24 en 28 kinderen; vanaf de eerste klassers tot en met die al 13 jaar waren.
Maar dat was feitelijk te zwaar voor één leerkracht; meester Drukker klaagt dat het lesgeven aan kinderen in de vele niveaus, zijn krachten verre te boven gingen. Na veel gesoebat en overleg besluiten de twee burgemeesters tegen de zomer een tweede leerkracht te benoemen : Louis de Leeuw [1915-1943] die pas vanuit Rotterdam naar Arnhem was verhuisd. Dat was dus ook voor vijf halve dagen in beide steden, waarbij Louis in Breda Hoofd der School werd en Levie dat in Tilburg bleef, zodat ze beiden voor de helft een Hoofden-wedde kregen. Meteen na de zomer deed Levie in het vervolg de lagere klassen terwijl Louis de kinderen vanaf klas 4 les gaf. Ook werd er toen in beide schooltjes een vrijwilligster benoemd die de dagdelen dat de leerkracht elders actief was, voor het toezicht op de leerlingen zorgde.
Alles bij elkaar heeft het toen nog geen heel schooljaar geduurd: in januari 1942 telde de klas in Tilburg 28 kinderen. In september toen het joodse onderwijs werd overgenomen door het voor het Joodsche Onderwijs in Nederland, waren er nog 16 leerlingen. In maart 1943 werden er nog 12 door meester Drukker opgegeven.
Niet veel later, eind maart 1943 kondigde de bezetter af dat met ingang van 10 april 1943 er een algemeen verblijfsverbod gold voor alle Joden in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.
De laatste 45 joodse Tilburgers die er nog waren, inclusief hun kinderen en de beide leerkrachten, reisden die 10e april allemaal af naar Kamp Vught.
Levie werd in Sobibor gedood op 11 juni, Louis volgde hem op 9 juli; van de in ruim 28 kinderen die de maanden daar voor in Tilburg onderwijs van ze hadden genoten, kwamen er uiteindelijk 20 om.

Via de onderstaande links kan je meer en verder lezen over de geschiedenis van de Verdwenen Joodse Scholen, als een van de aspecten van het leed dat de joodse Nederlanders werd aangedaan.
En dan nog dit
Het is mijn bedoeling dat in 2025 op alle plekken waar in 1941-1943 een joodse school gevestigd was (lager onderwijs; ulo; lyceum) een klein herinneringsbordje komt met een QR-code die leidt naar de website-pagina die over die plaats en school (scholen) gaat.
Het is niet makkelijk voor mij, om vanuit Amsterdam waar ik woon, dat voor elkaar te krijgen.
Daarom vraag ik medewerking van iedereen die zich betrokken voelt bij een stad in de Mediene en/of de geschiedenis van een van de Verdwenen Joodse Scholen.
Voel je je aangesproken ? Neem dan alsjeblieft contact met mij op via aart@verdwenen-joodse-scholen.nl
Dat geldt ook als je specifiek iets willen weten of als je informatie hebt over een van de joodse scholen in Nederland – in de periode 1941-1943.