Naar de kaart

Joodse School Hoogeveen

Schutstraat 21

Het gebouwtje voor Joods godsdienstonderwijs achter het huis van de Rabbi, aan de Schutstraat in Hoogeveen was van september 1941 tot oktober 1942 in gebruik als Joodse lagere school.

onderzoek en tekst : Alderik Visser

In augustus 1941 besluit de Duitse bezetter dat Joodse leerlingen niet langer met andere kinderen samen naar school kunnen. Met ingang van het nieuwe schooljaar zijn zij niet meer welkom op hun oude, meestal openbare scholen.
In Hoogeveen krijgen ongeveer twintig Joodse leerlingen in de lagere schoolleeftijd vanaf dat moment les in ruimtes achter het huis van Rabbijn Isaac Philipsom aan de Schutstraat. De gemeente ontwikkelt verschillende plannen om een echte school voor haar Joodse leerlingen in te richten. Formeel komt die er pas in april 1942. Ze zit dan nog steeds op dezelfde plek – die ook nog steeds niet volgens de regels is verbouwd. Tot 2 oktober 1942 blijft daar, achter Schutstraat 21, de gemeentelijke Joodse lagere school van Hoogeveen gevestigd.

INVENTARISATIE

In Hoogeveen bestaat voor de oorlog een levendige Joodse gemeenschap. Die is niet meer zo groot als hij was rond 1870, maar telt in 1930 nog altijd een kleine 250 zielen. In de jaren ’30 is daar nog een tiental vluchtelingen uit Duitsland bij gekomen. ARP- Jetze Tjalma weet heel precies wie het zijn en waar ze wonen: al op 16 mei 1940 heeft hij alle inwoners van Hoogeveen bevolen zich te laten registreren. Ook de opdracht van het van Opvoeding om uit te zoeken waar welke Joodse leerlingen in zijn stad op school zitten volgt hij in augustus 1941 op, hoogstpersoonlijk en heel nauwgezet.
Op de openbare lagere school aan de Groote Kerkstraat zitten zeven Joodse leerlingen, op die aan de Alteveerstraat zijn het er twaalf. Daarnaast zitten er zes Joodse leerlingen op de openbare , eveneens aan de Groote Kerkstraat. Bovendien – maar dat blijkt pas later – zitten er twee Joodse jongens op de Christelijke en één meisje op de plaatselijke Huishoud- en Industrieschool.
De burgmeester pakt ook de buurgemeenten mee, maar daar zijn geen Joodse leerlingen, wel in de iets verder weg gelegen dorpen Balkbrug en Dedemsvaart, dat zijn er twee en vier.

NOODOPLOSSING 

Bij de start van het schooljaar, september 1941 moeten al deze joodse leerlingen dus naar een Joodse school, waar ze alleen les mogen krijgen van Joodse leerkrachten.
Het is de Joodse gemeenschap die zelf voor een oplossing zorgt. In een ruimte achter zijn dienstwoning van de Schutstraat geeft rabbijn Isaac Philipson [1902-1944] op de sjabbat Joodse godsdienstlessen. Vanaf 1 september krijgen de negentien Joodse scholieren van Hoogeveen daar ook doordeweeks les in de ‘maatschappelijke vakken’. Voor haar huwelijk werkte zijn vrouw Selina Simons [1908-1942] als onderwijzeres; ze heeft zelfs een hoofdakte. Vrijwillig bedient ze in ieder geval alle leerlingen van de lagere school, waaronder haar dochters Rika Sara [1933-1942] en Sarah Eline [1934-1942]. Over hoe ze dat onderwijs vormgeeft en met welke leermiddelen zwijgen de bronnen.

Vader Isaac Philipson, met zijn vrouw Selina Simons en de dochters Rika en Sarah (foto van Joods Monument)

HOOGEVEEN en/of MEPPEL 

Vooral grotere provinciesteden krijgen van de Secretaris-generaal van het  Opvoedingsdepartement in den Haag, de opdracht om aparte Joodse scholen in te richten. In Zwolle zijn er al een Joodse lagere school mét een ulo-afdeling en ook een lyceum, vanaf in oktober 1941. Hoogeveen krijgt die opdracht in eerste instantie niet; met nog geen 20 lagereschool-leerlingen zitten ze ruim onder de . Maar de burgemeester wíl wel een oplossing.
Zwolle is ver weg, en omdat de gemeente ook de zorg heeft voor de zes ulo-leerlingen ijvert die voor een eigen Joodse school voor de in totaal 25 lagere school- en Ulo-leerlingen.
Het geval wil dat óok de gemeente Meppel, 27 kilometer verderop, een Joodse school wil inrichten, en wel voor in totaal 27 leerlingen van lagere scholen uit Meppel, Steenwijk en Zwartsluis.
Burgemeester Tjalma telefoneert er herhaaldelijk over met zijn partijloze collega Geert Wisman in Meppel. Ook samen kunnen ze maar 46 leerlingen met een afgezonderde lagere school bedienen, en dat is nog steeds onder de stichtingsnorm.
Tjalma polst daarom nog wat collega’s in verder gelegen gemeenten. In Dedemsvaart krijgen zes Joodse leerlingen met toestemming thuisonderwijs. De reis naar Zwolle vinden de ouders daar, te ver (34 km), en naar Hoogeveen ook (19 km). Voor jonge leerlingen uit Hardenberg is Hoogeveen vrijwel niet te bereizen (24 km), laat staan voor die uit Odoorn (34 km).

De Centrale voor het Joods Onderwijs (CCJO) te Amsterdam heeft een voorkeur voor Meppel als vestigingsplaats voor een regionale joodse lagere school. Daar kunnen meer leerlingen uit meer plaatsen bediend worden, en is de nood groot. Toch is het Hoogeveen dat op 7 november 1941 van het Departement van Opvoeding toestemming krijgt om een Joodse lagere school te stichten. Het departement en de gemeente Hoogeveen gokken erop dat de leerlingen uit Meppel alsnog naar Hoogeveen zullen gaan, maar dat gebeurt niet.
Geen enkele ouder uit Meppel reageert positief op de uitnodiging om hun kind naar Hoogeveen te sturen. Op advies van de CCJO start de gemeente Meppel in februari 1942 daarom óók een eenmansschooltje, gevestigd in het gebouw van de Christelijke Jongemannenvereniging Theofilus aan de Stationsweg nummer 5.

BLAUWDRUKKEN 

Direct na de beslissing van het Departement gaat Hoogeveen in gesprek over een nieuw in te richten school. De gemeente  wil de benedenruimte van het gebouw van de Werkliedenvereniging Hoogeveen aan de Alteveerstraat 8 huren en aanpassen aan de normen voor schoolgebouwen. In het gemeentearchief bevindt zich een offerte voor de verbouwing van het pand plus een blauwdruk van de beoogde situatie. De geraamde kosten bedragen 4.000 guldens. Enkele weken later ligt er een ander plan om de woning van rabbijn Philipson en het bijgebouw aan de Schutstraat voor 2000 guldens te verspijkeren. Ook van die verbouwing is er een offerte en een blauwdruk, maar ook die is nooit uitgevoerd. In december is er dan nog het gerucht dat de school in een oude bewaarschool, ook aan de Schutstraat zal komen, maar dat is inderdaad een gerucht. Zeker is dat de Joodse lagere school van Hoogeveen achter het huis van de Philipsons zal blijven – maar het duurt nog even voordat dat de gemeente het joodse schooltje onder haar hoede neemt.

Verbouwingsplan Israëlitisch godsdienstokaal aan de Schutstraat Hoogeveen (Archief gemeente Hoogeveen, eind november 1941)

UITGEBREID LAGER ONDERWIJS ?

Bram Trompetter [1927-1945] en Benjamin van Zuiden [1927-1943] bezochten de Christelijke HBS en gaan inmiddels naar het Joodsch Lyceum in Zwolle. Buurmeisje Geertruida (Truus) van Zuiden [1927] mag niet meer naar de Huishoudschool en zit daarom thuis, net als de zes Ulo-leerlingen. Eind november 1941 krijgt Meppel – mogelijk als goedmakertje – van het Departement de aanwijzing om een Joodse school voor uitgebreid lager onderwijs op te richten, met een regionale functie. Vijf van de zes Hoogeveense ulo-leerlingen geven dan aan dat ze wel in Meppel naar school willen. Alleen Johanna Wijnberg [1925-1942] is inmiddels niet meer leerplichtig en heeft een baan.

Pas op 9 februari 1942 krijgen de thuiszitters nader bericht: over een week zal de Ulo in Meppel haar deuren openen in hetzelfde gebouw aan de Stationsweg waar ook het lagere schooltje zit.
Maar Fritz ter Berg [1925-2016] is ondertussen in gesprek om naar de Joodse Ulo in Groningen te gaan, Abraham van Zuiden [1925-1994] zit in Zwolle op school en Emanuel Wijnberg [1926-2005] wil eerst weten of hij dan ook in Meppel examen kan doen. Ook in Meppel zelf hebben Ulo-leerlingen niet gewacht en reizen inmiddels elke schooldag naar de Ulo aan de Voorstraat in Zwolle. En zo wordt het plan voor een regionale Joodse Ulo in Meppel te elfder ure afgeblazen.

PLUNDERING

In Hoogeveen krijgen de Joodse lagereschool-leerlingen intussen nog steeds informeel les van Selina Simons. Pas op 7 april 1942 gaat de Joodse lagere school aan de Schutstraat over naar de gemeente. Die overweegt meteen Selina te vervangen door een van de beschikbare mannelijke leerkrachten op wachtgeld, maar op voorspraak van de CCJO blijft Selina Philipson-Simons de enige onderwijzeres en schoolhoofd. Ze krijgt daar iets meer dan honderd guldens per maand voor. De jonge Henriëtte Bertha Stern [1924-1942] krijgt wel een aanstelling als onderwijsassistent, maar krijgt daar geen vergoeding voor. Aandacht voor de leerlingen kunnen zij nu verdelen over hun beide. Ze schaffen via de lokale boekhandel voor 558 guldens aan moderne leermiddelen aan.
Tijd om een officieel leerplan op te stellen is er niet; op advies van de CCJO volgen ze het curriculum van de openbare lagere scholen in Hoogeveen, waarmee afstemming plaatsvindt.

September 1942, na de zomervakantie is het schooltje nog open. Twee leerlingen, Judy Meijer en Rika Stern (zus van Henriette die voor de klas stond) [allebei 1929-1942] zijn doorgestroomd naar de Ulo in Zwolle. Mogelijk zijn er ook enkele jongere kinderen ingestroomd.
Maar zoals ook elders in Drenthe komt aan alle Joodse leven in Hoogeveen in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 radicaal een einde. In een zorgvuldig voorbereide actie – met dank ook aan burgemeester Tjalma – worden alle Joodse inwoners van Hoogeveen opgepakt en weggevoerd, soms naar Westerbork, vaak ook direct naar Auschwitz.

Het Joodse schooltje wordt geplunderd, terwijl het hoofd van een naburige lagereschool nog net een paar schoolboeken weet te redden. Behalve Herman Braaf, die op tijd is ondergedoken, keert geen van de leerlingen terug, en ook van de familie Philipson en van Henriette Stern wordt nooit meer iets vernomen.

Alderik Visser
Zuidhorn, april 2025

 

En dan nog dit

Het is mijn bedoeling dat in 2025 op alle plekken waar in 1941-1943 een joodse school gevestigd was (lager onderwijs; ulo; lyceum) een klein herinneringsbordje komt met een QR-code die leidt naar de website-pagina die over die plaats en school (scholen) gaat.
Het is niet makkelijk voor mij, om vanuit Amsterdam waar ik woon, dat voor elkaar te krijgen.
Daarom vraag ik medewerking van iedereen die zich betrokken voelt bij een stad in de Mediene en/of de geschiedenis van een van de Verdwenen Joodse Scholen.

Voel je je aangesproken ? Neem dan alsjeblieft contact met mij op via aart@verdwenen-joodse-scholen.nl

Dat geldt ook als je specifiek iets willen weten of als je informatie hebt over een van de joodse scholen in Nederland – in de periode 1941-1943.