Naar de kaart

Joodse school Winschoten

Langestraat 65, op het binnenterrein

In het voormalig schoolgebouw achter de Langestraat 65-67, vlak bij de Sint-Vituskerk te Winschoten, zat de Joodse school in 1941-1942 , Nu nog een pakhuis maar zal worden afgebroken i.v.m. de uitbreiding van het ziekenhuis. Foto Alderik Visser

 

[onderzoek en tekst : Alderik Visser]

Eind 1940 worden in Nederland de Joodse ambtenaren en leerkrachten van hun posten verwijderd. In augustus 1941 zijn ook de leerlingen aan de beurt. Op last van de Duitse autoriteiten mogen Joodse scholieren vanaf 1 september 1941 niet meer naar hun vertrouwde – meestal openbare – scholen. In plaats daarvan moeten ze naar aparte Joodse scholen met Joodse leerkrachten. Dat past in de strategie om Joodse Nederlanders stap voor stap te isoleren. In 1941 weten mensen nog niet waar die maatregelen toe zullen leiden. Ambtenaren in zo’n 40 gemeenten werken er daarom hard aan mee om dit aparte Joodse onderwijs met kunst en vliegwerk te organiseren. Dat gebeurt ook in Winschoten, de stad in het oosten van Groningen die wel bekend staat als klein Mokum. Eén op de tien inwoners is er Joods. Van oktober 1941 tot oktober 1942 gaan zo’n zestig Joodse kinderen uit Winschoten en omgeving naar een aparte lagere school in een oud schoolgebouw achter Langestraat 65-67, dat eerder ook als opslag diende. Vanaf Januari 1942 is er daar ook een klein klasje voor uitgebreid lager onderwijs (ULO) in ondergebracht.

Inventarisatie

In augustus 1941 krijgt ook Winschoten van het van Opvoeding in de Haag opdracht om in kaart te brengen hoeveel Joodse leerlingen er in de stad en de omgeving op school zitten. Het is onduidelijk of ook zij van al haar leerlingen een vraagt, zoals onder andere Groningen en Den Haag dat doen. Wel zit er in het archief van Winschoten een handgeschreven ariërverklaring van de Openbare Lagere School aan de Oosterwerfslaan. Die is doorgespeeld aan de secretarie van de gemeente omdat moeder Seijffers die duidelijk verkeerd heeft ingevuld. Niet zij maar haar man, de communistische bakker Josph Seijffers, had die verklaring moeten ondertekenen. Maar bovenal zijn de kinderen volgens de definitie die de bezetter hanteert Joods. Het gezin is volstrekt niet religieus, en toch zullen ook Frieda, Friedrieka en Simon, drie van de acht de kinderen van Joseph Seijffers en Hermine de Vries naar de Joodse lagere school van Winschoten moeten.

Een eigen versie van de 'niet-Joodverklaring' voor de (joodse?) leerlingen van de openbare lagere school Oosterwerfslaan te Winschoten. Die school wordt in 1941 de Duitsche school voor heel het Oldambt.

Aanvankelijk is het plan om al het Joodse onderwijs in Stad en Ommeland te concentreren in Groningen-stad (‘Stad’). Al snel zien de (vele) betrokken instanties in dat dat niet gaat werken. Stad is weliswaar te bereizen, maar dat kost tijd en geld en is voor kleine kinderen niet te doen.
Met de Joodse kinderen uit de wijdere omgeving erbij – zo leert de inventarisatie in het Oldambt en de Veenkoloniën – zou een lagere school in Winschoten voor zo’n zestig leerlingen een oplossing zijn. Voor een kleine twintig is een eigen afdeling voor (ULO) zelfs het overwegen waard. Volgens de richtlijnen van het Departement is dat ruim voldoende, en dus kan er ook in Winschoten een Joodse school komen.

Alexander Romijn, de liberale burgemeester van Winschoten, heeft al zijn collega’s in de wijde omgeving aangeschreven, met de vraag hoeveel Joodse leerlingen hij uit elk van de gemeenten mag verwachten?
Alle burgervaders geven hierop beleefd getallen en soms ook al namen en adressen door. Alleen ARP-burgermeester Klaas Gerrits van Onstwedde wenst geen medewerking te verlenen, maar dat niet uit principe. Voor de Joodse leerlingen in en rond Stadskanaal vraagt hij aan het Departement toestemming om ook een ‘centrale Joodse school’ te stichten. Na veel vijven en zessen krijgt hij dat – maar het duurt nog een tijd voordat dat schooltje aan de Molenwijk in Stadskanaal open is.
Het probleem van de grote afstanden in de Ommelanden is daarmee niet opgelost. Collega burgemeester Lubbertus van Julsingha in Delfzijl is niets gevraagd, maar krijgt wel netjes bericht wanneer de Joodse lagere school in Winschoten open zal gaan. Voor de zes Joodse leerlingen op de lagere school in zijn stad is Winschoten geen oplossing: de reis van 27 kilometer is te lang. Ze kunnen daardoor niet meer naar school en worden vermoedelijk thuis onderwezen.

Kladje met geraamde aantallen leerlingen uit Winschoten en omliggende gemeenten. Ongedateerd, ca. september 1941.

In Winschoten huurt de gemeente al in september 1941 een deel van het gebouw van de voormalige Middelbare Handelsschool aan, of liever achter de Langestraat, te bereiken via een doorgang tussen de nummers 65 en 67. De gemeente laat het voor de lieve som van 1000,-guldens opknappen en richt het in met twee gebruiksklare lokalen en twee kleinere ruimtes die dienst kunnen doen als docenten- annex spreek- en werkkamer. Op 6 oktober zijn de werkzaamheden klaar en kan Aron Salomons [1883-1943], voorzitter van de Joodse gemeente van Winschoten het naar tevredenheid inspecteren.

Via een advertentie in het Joodsch Weekblad van 3 oktober 1941 zijn leerkrachten opgeroepen om te solliciteren naar een functie op de nieuwe Joodse school. In het zelfde nummer van dat  blad staat de trotse melding dat de Joodse scholen voor l.o. en u.l.o in Winschoten al zijn geopend, en dat er binnenkort een fröbelklasje komt. Dat laatste zal er niet van komen.

Leerkrachten

Het Israëlitisch kerkgenootschap van Winschoten ziet graag dat Simon van Hasselt [1900-1943] benoemd wordt tot schoolhoofd. Hij was eerder in zo’n zelfde functie werkzaam in Oostwold in Friesland. Na zijn ontslag als Jood is hij naar Winschoten verhuisd in de hoop daar als privéleraar aan de slag te kunnen. De  voor de Joodse Belangen heeft hem echter al toegewezen aan Stad, waar hij de grote zesklassige Joodse school aan de Prinsenstraat zal leiden. Voor hij met zijn vrouw en twee dochters daarheen verhuist helpt hij in Winschoten nog wel mee met het opstellen van een leerplan, een lesrooster en de aanschaf van leermiddelen.

Na ruggenspraak met het kerkgenootschap benoemt de gemeente twee van de vier sollicitanten. In plaats van Van Hasselt wordt Davied (David) Benjamin Bamberg [1912-2012] uit Midwolda hoofd van de school en tevens leerkracht van de vier hoogste klassen. De drie lagere klassen komen voor rekening van Betje Nathan [1896-1943] uit Winschoten . Over haar aanstelling wordt bij de Coördinatiecommissie wel gemopperd: met haar 25 jaar ervaring als docent aan onder andere op de ULO in Blijham is ze gewild op veel andere plekken. De jonge leerkracht Maurits de Levie [1919-1991] krijgt geen aanstelling als docent, maar mag voor drie guldens per week de twee lokalen schoonhouden.

Lichamelijke Opvoeding

Schoolhoofd Bamberg pakt de draad van Simon van Hasselt op en dient een leerplan en een lesrooster in. De schoolinspectie vindt dat curriculum in eerste aanleg wat karig: voor de onderbouw staat te weinig gymnastiek op het rooster en Duits in het zevende leerjaar ontbreekt. Daarnaast zijn verschillende vak-onderdelen nog te weinig uitgewerkt. De school mag starten, maar moet het leerplan wel op orde maken.
Bij de huur van de lokaliteit is met lichamelijke opvoeding inderdaad weinig rekening gehouden, en dus is er een probleem. Dat lijkt zich snel op te lossen wanneer de katholieke Sint Vitusschool aan de nabijgelegen Visschersdijk haar gymnastieklokaal voor een aantal lesuren per week aanbiedt.
Het huisvesten van Joodse en niet-Joodse leerlingen in één gebouw is in de ogen van de bezetter ongewenst en dus verboden, maar hier en elders wint de pragmatiek het van de principes. Toch duurt het duurt nog tot 8 december (!) voordat alles geregeld is. Vanaf dan kan Felix Polak [1906-1943] uit Winschoten  wekelijks twee blokken gymnastiek geven aan kinderen. . Vanaf januari 1942 werkt hij daarnaast als docent lichamelijke opvoeding op de Joodse lycea van Arnhem en Den Bosch.

Daltonuren

Op woensdag 15 oktober 1941 opent de Joodse lagere school van Winschoten de deuren van het fris opgeknapte gebouw. Er komen 55 leerlingen, waarvan 26 uit Winschoten en 29 uit omliggende gemeenten: Beerta, Bellingwolde, de Pekela’s, Sappemeer, Scheemda en Vlagtwedde.
In de lagere klassen geeft Betje Nathan klassikaal les in lezen, schrijven, rekenen, zang, kennis der natuur, enzovoort. In de bovenbouw is het programma uitgebreider, met aardrijkskunde, geschiedenis en inderdaad Duits in klas zeven. Daarbij biedt meester Bamberg zijn onderwijs meer individueel aan.
Vijf keer in de week zijn er zogenoemde uren, waarin de gevorderde leerlingen zelf kunnen kiezen aan welke hoofdvakken ze willen werken. Op die manier kan hij in zijn grote combinatieklas kinderen van verschillende scholen en niveaus apart bedienen.

Tweede versie van het Leerplan van de Joodse school voor lager onderwijs in Winschoten, dd 9 october 1941, met gymnastiek, godsdienst en Daltonuren, maar geen Duits !

Godsdienst

Van oktober 1941 tot september 1942 is de Joodse school ook in Winschoten een inrichting. Daarna worden alle Joodse scholen overgedragen aan de Joodsche Raad van Amsterdam en is het onderwijs in Winschoten . In dat licht valt het op dat de school ook Joods godsdienstonderwijs aanbiedt. Niet minder dan drie uur in de week – maandag, woensdag en vrijdag – staat dat voor leerlingen in de bovenbouw op het rooster. Hermann Stern [1897-1944] uit Frankfurt am Main, sinds 1940 in Nederland en huisgenoot van onderwijzeres Betje Nathan, verzorgt die lessen onbezoldigd. De gemeente betaalt daar dus niet voor.
Evengoed krijgen alle leerlingen les over de Joodse bijbel en verhalen, riten en gebruiken – ook die, van wie de ouders geen band meer hebben met religie.
De segregatie van tot Jood gestempelde leerlingen betekent daarmee ook dat zij een identiteit krijgen opgedrongen die niet per se de hunne is of was.

Uitgebreid lager onderwijs

Voor de dertien thuiszitters van de lokale en een tiental lotgenoten in de omliggende dorpen is er ook in oktober ’41 nog geen oplossing. De gemeente is welwillend, maar de voor het Joods Onderwijs namens de Joodsche Raad in Amsterdam stuurt er op aan dat de pubers toch naar de op te richten ULO in Stad gaan. Deze commissie heeft inmiddels alle gezag over het Joodse onderwijs in Nederland naar zich toegetrokken. Zij biedt wat regelruimte om ‘op maat’ ULO-afdelingen op te zetten, maar nog steeds níet om daarvoor zelf personeel te werven.
Zo is Winschoten in gesprek met Comprecht Eckstein [1902-1945] uit Muntendam om de kar te trekken, maar hij wordt door de Commissie toegewezen aan de ULO aan de Violenstraat in Groningen Stad. In zijn plaats is het de jonge Jacques Zwaneweber [1919-2011] die van Amsterdam-Zuid naar Oost Groningen verhuist om daar de ULO operationeel te krijgen. Net als in Groningen lukt dat ook in Winschoten pas in het volgende jaar, op vrijdag 12 januari 1942.

Hoeveel leerlingen en ook wélke er die dag de bittere kou trotseren is niet helemaal duidelijk. Het archief van de gemeente Winschoten bevat verschillende lijsten met namen van potentiële ULO-leerlingen uit de stad en de omgeving. Sommige van de in totaal 22 jongeren die daarop genoemd worden bezoeken echter de ULO in Groningen. Doordat er van de Joodse scholen in Stad vrijwel geen gegevens bewaard zijn, is niet met zekerheid te zeggen wie precies waarheen gaat. In klein Mokum zullen het er een kleine vijftien zijn geweest die naar de ULO gaan. Behalve uit Winschoten komen die ook uit Nieuweschans, Oude Pekela, Sappemeer en Scheemda. Over het leerplan dat zij volgen en de eventuele pedagogisch-didactische aanpak van Jacques Zwaneweber zwijgen de archieven.

Solidariteit

Leerlingen op Joodse scholen elders hebben getuigd dat hun tijd op die geisoleerde scholen weliswaar getekend werd door angst en steeds verdere verdrukking, maar dat ze samen óók een fijn jaar beleefd hebben.
In Winschoten zal dat niet anders zijn geweest. Bovendien gebeuren er ook mooie dingen. In november 1941 schrijft de gemeente alle lagere scholen in de stad aan of ze misschien iets kunnen bij kunnen dragen aan de schoolbibliotheek, zodat ook de Joodse kinderen in de kerstvakantie een boek kunnen lezen?
Alle scholen, inclusief de bijzondere, zeggen toe elk tien boeken duurzaam uit te lenen aan het schooltje in de Langestraat.

Dieptepunten

In januari 1942 bezoeken 69 leerlingen – L.O. en U.L.O., de school in de Langestraat. Na de zomervakantie is het leerlingaantal gegroeid tot 74, waarmee de school wat omvang betreft op haar hoogtepunt is. Dieptepunten volgen elkaar daarna snel op.
Op maandag 17 augustus verschijnt schoolhoofd David Bamberg niet meer op zijn werk. Hij is opgeroepen voor een werkkamp, maar onder. Godsdienstonderwijzer Stern houdt in zijn plaats de bovenbouw bezig, ULO-docent Zwaneweber neemt de taken van het schoolhoofd waar.
Betje Nathan heeft die ambitie ook, maar de Inspectie meent dat schoolhoofden mannen zijn. Een week later al meldt Esther Simons [1896-1943] uit Oude Pekela zich als mogelijke opvolger van Bamberg. Pas op 12 oktober krijgt zij een tijdelijk traktement om de onderbouw te bedienen. Tot die tijd staat de onbevoegde Stern voor een kleine vergoeding nog steeds voor de klas.
Steeds minder leerlingen komen op school: op 1 september zijn het er nog maar 64, en als begin oktober ook de vrouwen en kinderen worden opgepakt worden de lokalen snel leger en leger…

Op 12 oktober 1942 – de dag dus, dat Esther Simons op de school begint – schrijft de vers getrouwde Jacques Zwaneweber in een brief aan de gemeente, met afschrift aan de lokale Joodse Raad:
         Hierdoor deel ik U mede dat – tengevolge van de droeve gebeurtenissen van de laatste dagen – het bezoek van mijn U.L.O.-klassen sterk verminderd is. Het heeft m.i. geen zin om voor een paar leerlingen de gehele dag op school te zijn. Daarom lijkt het mij gewenst dat de leerlingen van mijn klas gevoegd worden bij de hoogste klasse der lagere school […]. Gezien deze omstandigheden deel ik U mede, dat ik U met ingang van heden mijn ontslag aanbied.’

Op 13 november stemt de Onderwijsinspectie ermee in dat Betje Nathan alsnog schoolhoofd wordt, maar vermoedelijk is dat al te laat.
Onbekend is wanneer precies de laatste leerlingen en de twee overgebleven leerkrachten uit Winschoten zijn weggevoerd.
Nochtans gaat de bezetter er prat op dat de Groninger Ommelanden in november 1942 geheel en al ‘Judenrein’ zijn.
Betje Nathan sterft op 12 februari 1943 in Auschwitz.

Convenant

Begin 1942 is de liberale van Winschoten vervangen door de NSB-er Aalderikus Jacob Drenth. Die stelt zijn collega’s in de buitengemeenten in mei 1942 voor, een gemeenschappelijke regeling rond het Joodse onderwijs te treffen. Voor het jaar 1941 betalen zij naar rato van het aantal leerlingen dat naar Winschoten gaat de kosten die gemaakt zijn terug. Voor 1942 en de jaren erna (!) schieten ze die kosten voor. Alle burgemeesters bekrachtigd dat convenant rond september 1942 – het moment dat de Joodse school wordt overgedragen aan de Joodsche Raad en al bijna implodeert. Evengoed betalen alle betrokken buurgemeenten braaf de kosten voor 1941 en schieten ze die van 1942 voor. Ook als de school niet meer bestaat wordt er zo tussen de gemeenten nog geschoven met geld om een en ander te vereffenen. In veel gemeenten waar in de oorlog Joods onderwijs wordt georganiseerd is er nog tot in 1951 ‘gedoe’ over de afwikkeling van de kosten daarvan. In en rond Winschoten lijkt dat niet of veel minder het geval.

Inkrimping

Op 24 december 1942 meldt de gemeente aan de Firma de Vries, verhuurder van gebouw achter de Langestraat dat ‘wegens de sterke inkrimping van het aantal Joodse leerlingen geen behoefte meer [bestaat] aan de van U gehuurde lokalen’ en zegt de huur per 1 januari op. Zoals elders wel beweerd bestaat de Joodse school van Winschoten in 1943 dus niet meer. In maart 1943 krijgt de gemeente van het Departement van financiën nog een verzoek om op te geven hoeveel zij op 1 maart aan Joods onderwijs in de gemeente heeft bijgedragen. Ietwat korzelig meldt de gemeente dat alle Joodse leerkrachten en alle leerlingen zijn weggevoerd, en zij dus niets meer betaalt…

De twee ondergedoken leerkrachten, Davied Bamberg en Jacques Zwaneweber, en ook schoonmaker-docent Maurits de Levie overleven de bezetting. Hun collega’s gaan naar de kampen en keren daar niet van terug. Van de leerlingen van de lagere school overleven er twee Theresienstadt en ontkomen er vermoedelijk vijf via onderduik.
Alle andere Joodse leerlingen in en rond Winschoten, die van de lagere school en de ULO, maar ook die van de ambachtsschool en de vakschool voor meisjes, de nuts-fröbelschool en de gemeentelijkje HBS – overleven de  niet. Had Winschoten in 1940 ná Amsterdam relatief het grootste aantal Joodse inwoners, met Assen en Groningen-Stad verliest zij in 1942 relatief de meeste ervan – en wel zo’n 90%.

Alderik Visser,
Zuidhorn

december 2024 – januari 2025

 

Klik hier voor een overzicht van leerlingen en docenten in Oost Groningen:
joodse leerlingen en leerkrachten Stadskanaal en Winschoten

 

En dan nog dit
Het is mijn bedoeling dat in 2025 op alle plekken waar in 1941-1943 een joodse school gevestigd was (lager onderwijs; ulo; lyceum) een klein herinneringsbordje komt met een QR-code die leidt naar de website-pagina die over die plaats en school (scholen) gaat.

Het is niet makkelijk voor mij, om vanuit Amsterdam waar ik woon, dat voor elkaar te krijgen. Daarom vraag ik medewerking van iedereen die zich betrokken voelt bij een stad in de Mediene en/of de geschiedenis van een van de Verdwenen Joodse Scholen.

Voel je je aangesproken ? Neem dan alsjeblieft contact met mij op via aart@verdwenen-joodse-scholen.nl

Dat geldt ook als je specifiek iets willen weten of als je informatie hebt over een van de joodse scholen in Nederland – in de periode 1941-1943.