Joodsche school Leeuwarden
Perkstraat
In Leeuwarden ging het niet anders dan elders in het land; ook de Friese schoolhoofden kregen van hun opdracht de joodse kinderen uit hun scholen te weren. Dat gebeurde per 1 september 1941, daarna duurde het meer dan de door de toegestane vier weken opdat deze kinderen opnieuw naar school konden.
De onderzoekscommissie van de voor het Joodse Onderwijs (CCJO) had ondertussen uitgezocht dat er in heel Friesland, met slechts zo’n 1000 joodse ingezetenen, maar 69 lagere school-leerlingen waren, 56 in Leeuwarden en nog zo’n 13 leerlingen daarbuiten; in Drachten (3) Huizum (Leeuwarderdeel) (3), Sneek (2), Harlingen (4) en eentje in Gorredijk. Die commissie oordeelde vervolgens dat het geen zin had buiten Leeuwarden andere onderwijsvoorzieningen te scheppen.
Nadat het in den Haag, de Friese hoofdstad daartoe had aangewezen en de Leeuwarder burgemeester van Beijma, zich had verzekerd van een vergoeding van de omliggende gemeenten, konden met bemiddeling van die CCJO, twee joodse leerkrachten worden benoemd en de voormalige Dusnusschool aan de Perkstraat, worden geschilderd en ingericht.
De twee leerkrachten voor dit twee-klassige schooltje waren Irene Hartog [1912-2007] en Estella Zendijk [1887-1943]; zij werd het nieuw schoolhoofd. Dat stuitte echter op bezwaren van de Friese Onderwijs-inspectie; een schoolhoofd was in die tijd, in principe een manspersoon. Desondanks zette van Beijma de benoeming door en zo kon op 20 oktober 1941 de Friesche Joodsche lagere school wordt geopend in de Perkstraat.
Meteen die maandag zijn er 64 leerlingen, 12 van hen komt van buiten de stad; zij reisden vanaf die dag, elke schooldag heen en weer totdat het tegen de zomer van 1942 voor joden verboden werd gebruik te maken van trein en bus.
Irene Hertog verdwijnt tegen die tijd en Rita Flora van der Velde [1920-1980] wordt als opvolgster gevonden; ze is pas klaar op de in Amsterdam, moet helemaal naar Leeuwarden verhuizen en de bezetter staat dat niet toe.
Halverwege september 1942 wordt er dan opnieuw een tweede leerkracht benoemd, Margareta Granaada–Cohen [1908-1943] uit Leeuwarden. Ook voor haar heeft het maar even geduurd, een maandje later is ze weg; ook vanuit Friesland waren ondertussen de transporten naar het Oosten aangevangen.
Zo wordt het schooltje aldoor kleiner; ten tijde van de overdracht aan de , december 1942 worden er nog zo’n 40 kinderen geteld. De laatste twee verdwijnen begin maart 1943 samen met hun juf Estella Zendijk.
Van de 69 kinderen die op de Friese Joodse lagere school zaten zijn er 46 gedood, waaronder een Roma-meisje Engelina Mirosch [1931-1944]
[De Perkstraat waar in 1941-1942 de Leeuwarder joodse school stond heet tegenwoordig A.S. Levissonstraat, ter herinnering aan Abraham Salomon Levisson (1902-25 april 1945); hij was opperrabbijn van het Nederlands Israëlische Kerkgenootschap voor de provincie Friesland en Drenthe en vanaf 1942 ook voor Gelderland.]
BRONNEN
H.Hageman; Hakenkruis en vierde macht; hftstk 13 (uitgave Tzumarum 1993]
Historisch Centrum Leeuwarden – JHM-D003933 – namenlijsten joods onderwijs