Naar de kaart

Joodse school Dordrecht

Varkenmarkt

Varkenmarkt Dordrecht - het joodse schooltje achter de Synagoge

Ook in Dordrecht was tijdens de Duitse bezetting een afzonderlijke lagere school voor Joodse kinderen.
De scheiding van leerlingen van Bloede, van de andere leerlingen gebeurde op  bevel van de , die toen het bevel had over Nederland. De burgemeester van Dordrecht kreeg de taak vanaf 1 september 1941 de leerlingenscheiding uit te voeren. Maar de gemeente Dordrecht stond niet op de lijst van 32 gemeenten die van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming de opdracht kregen een eigen Joodse school voor gewoon lager onderwijs te stichten. De Dordtse joodse lagere school leerlingen zouden dus voor hun onderwijs dagelijks naar Rotterdam moeten reizen.

Direct nadat Jacob Bleeker het bericht over de scheidingsmaatregel had ontvangen, liet hij op alle scholen in de stad de aanwezigheid van leerlingen van Joodschen Bloede inventariseren.
Dat leverde op dat er slechts 21 lagere schoolkinderen waren die aan dat criterium voldeden; plus op de 5,en op middelbare scholen nog eens 7.
Die aantallen waren duidelijk te gering om een afzonderlijke school te , in welke vorm dan ook; de -generaal had in zijn schrijven van 9 september juist stichtingsnorm gelegd op minimaal 50.
Een belangrijke reden voor deze norm was het gebrek aan bevoegde leerkrachten, net als de kinderen moesten deze ook van Joodschen Bloede zijn om les te mogen geven op zo’n nieuwe joodse school. Zeker buiten de grote steden was er meer vraag naar, dan aanbod van joodse leerkrachten.
Het ziet er naar uit dat de burgemeester talmde met het bedenken van een oplossing voor het schoolprobleem van die joodse lagere schoolkinderen;  de middelbare leerlingen en ook die van de ULO konden best wel dagelijks op en neer naar Rotterdam, maar voor de jongere kinderen moest er echt een oplossing binnen zijn gemeente gevonden worden.
Er was immers wettelijk zowel het recht als de op het volgen van onderwijs, vanaf het zevende levensjaar totdat je vijftien werd. De Rijkskommissaris had eveneens zulks bevolen bij zijn scheidingsmaatregel; de joodse kinderen mochten niet langer dan vier weken ‘unbeschult’ blijven stond duidelijk in zijn aanwijzing.

Ook de Joodse gemeente maakte zich zorgen, de kinderen zaten zich thuis maar wat te vervelen en zicht op een gemeentelijke oplossing bleef uit. Naast die 21 in Dordrecht zaten er ook in de omliggende plaatsen nog een paar joods kinderen thuis, eentje in  Zwijndrecht 1 en vier in Sliedrecht.  Alles bij elkaar was het voldoende reden voor het Israëlitisch kerkbestuur om een onderwijscommissie in te stellen en vervolgens de burgemeester te laat weten dat zij vanaf de tweede week van september (1941) de joodse kinderen onderwijs  aanbod in de twee schoollokalen van de Synagoge aan de Varkenmarkt.

leerlingen 1e, 2e en 3e klas van het joodse schooltje aan de Dordtse Varkenmarkt – voorjaar 1942 (voor dat de ster verplicht werd)

Terwijl de Burgemeester en de Secretaris-generaal van het Opvoedingsdepartement zich zorgen maakten over de schaarste aan joodse onderwijspersoneel, had de Dordtse Joodse Onderwijscommissie Abraham van Geuns [1882-1956] uit Tiel bereid gevonden Hoofd der School te worden. Hij nam de 13 kinderen in de hogere leerjaren voor z’n rekening, terwijl ze in Roza van Dam  [1911-1991]  een goed onderwijzeres hadden gevonden voor de 12 kinderen in de lagere klassen. Roza kwam uit Amsterdam, waar ze op de Joodse les had gegeven, ze was vanaf vanaf juli 1942 echtgenote van Henri Leviticus [1912-1942].

De burgemeester haastte zich op 14 november een en ander aan het Departement te berichten, waarop de Secretaris-generaal pas op 15 januari 1942 zijn goedkeuring verleende. De burgemeester op zijn beurt neemt het schooltje van de Israëlitisch gemeente daags daarna over.
Iets meer dan vier maanden later, op 16 januari 1942 werd dat  definitief. Het departement had een dag eerder eindelijk schriftelijk laten weten dat er “voldoende termen aanwezig waren” voor het oprichten van deze lagere school. 

Ondertussen was schoolhoofd Abraham van Geuns al weer vertrokken, hij had per 17 november 194, de benoeming aan de Joodse lagere school in den Bosch aanvaard. Abraham woonde in Tiel, de school in den Bosch lag dan voor hem meer voor de hand dan die in Dordrecht.
Roza van Dam stond er van af die dag alleen voor, waarop de Burgemeester haar tot Hoofd der School benoemde. En gelet op het kleine aantal leerlingen bleef het daarbij – Roza deed alle zes  de klassen, weliswaar wel verdeeld over de twee lokalen, waarbij ze tijdelijk assistentie kreeg van de Margaretha Esther Hamburger [1914-1981].

Maar Roza, die ondertussen in Dordrecht woonde, werd halverwege oktober 1942 opgeroepen om zich in Amsterdam te vestigen; dat overkwam veel joden die in de provincie woonden, als ze al niet regelrecht naar het kamp in Vught of naar Westerbork moesten vertrekken.
Dus moest er een nieuwe onderwijskracht komen; het schijn dat toen Sophia de Liver [1916-1998] werd benoemd; Ze woonde in Dordrecht en was getrouwd met de niet-joodse Joseph Snieder.
Ondertussen was het leerlingenaantal van het schooltje aan de Varkenmarkt al teruggelopen naar amper 16.

blauwdruk van de Sjoel aan de Varkenmarkt, met achterin (rechts) de godsdienstlokalen waar het joodse lagere schooltje gehuisvest was

Per september 1942 werd het joodse onderwijs in Nederland zoals dat onder beheer van de gemeenten stond, door de bezetter gedwongen overgedragen aan de Raad in Amsterdam. Die stichtte daarvoor het Bestuur van het Joodse Onderwijs in Nederland met een eigen .
Alhoewel de als overdracht-datum 1 september 1942 aanhield, gebeurde dat feitelijk pas per 9 november 1942.
Hoe het met het joodse schooltje aan de Dordtse Varkenmarkt  verder is gegaan, cq is afgelopen is niet in de archieven te achterhalen, (nog niet). Maar vermoedelijk hield het schooltje per gelijk datum op te bestaan, wegen vertrek van de leerlingen en de onderwijzeres. Immers van 9 tot met 11 november 1942 vond in Dordrecht een grote razzia plaats. Een groot deel van de Dordtse joden werd in die dagen opgepakt en gedeporteerd.